The Dubliners brengt na halve eeuw nog steeds leven in de brouwerij

Stug doorploeterende Ieren krijgen zittend 013-publiek uiteindelijk op de been

Wouter de Waal ,

Drank, tabak en een onregelmatige levensstijl hebben in de loop der jaren onmiskenbaar hun tol geëist, maar aangevuld met bevriende muzikanten zetten de overlevenden binnen The Dubliners onvermoeibaar door. Afgelopen zondag deed de Ierse folk legende naar eigen zeggen voor het eerst Tilburg aan, waar ze het wat bedaagd op stoelen gezeten publiek in 013 toch nog stevig wist te enthousiasmeren.

Stug doorploeterende Ieren krijgen zittend 013-publiek uiteindelijk op de been

Drank, tabak en een onregelmatige levensstijl hebben in de loop der jaren onmiskenbaar hun tol geëist, maar aangevuld met bevriende muzikanten zetten de overlevenden binnen The Dubliners onvermoeibaar door. Afgelopen zondag deed de Ierse folk legende naar eigen zeggen voor het eerst Tilburg aan, waar ze het wat bedaagd op stoelen gezeten publiek in 013 toch nog stevig wist te enthousiasmeren.

Een voorprogramma is er vandaag niet, maar met een carrière die maar liefst achtenveertig jaar omspant, hebben de mannen van The Dubliners natuurlijk ook een meer dan ruim genoeg repertoire om in hun eentje de avond te vullen. Niet dat het al die tijd dezelfde mannen zijn geweest overigens, want veel oudgedienden hebben ondertussen (vaak vroegtijdig) het tijdelijke voor het eeuwige verruild. Aan de gemiddelde leeftijd op het podium zie je dat verder niet af, want de muzikanten die de opengevallen plaatsen hebben ingevuld zijn vaak al decennialang bevriend met de groep. Het zorgt er in ieder geval voor dat het vanavond met de authenticiteit van het geluid wel goed zit.

Het risico daarbij is natuurlijk wel dat je met een soort van museumstuk te maken krijgt en het feit dat 013 vanavond (ongetwijfeld mede met het oog op de gevorderde leeftijd van veel bezoekers) heeft gekozen voor een gezeten concert maakt dat alleen maar groter. Het voorzichtige ritmische geklap bij opener ‘The Banks Of The Roses’ en het zachte maar duidelijke publieksgezang bij het daaropvolgende ‘The Black Velvet Band’ stemmen echter hoopvol (en naar later op de avond zal blijken terecht). In het eerste deel van de set krijgt ieder bandlid verder volop gelegenheid zijn eigen unieke bijdrage aan het bandgeluid voor het voetlicht te brengen, te beginnen met de door nieuwkomer Patsy Watchorn aangedragen liederen ‘The Ferryman’ (over het droeve lot van de aan massaontslag ten prooi gevallen pontschipper) en ‘Dublin In The Rare Old Times’.
 
Daarna is het de beurt aan Barney McKenna met het kolderieke ‘I’m A Man You Don’t Meet Everyday’, een titel die ook prima van toepassing lijkt op de hoogst eigenaardig Engels en veel verstaanbaarder Nederlands pratende medeoprichter van de band zelf. ‘Barney’ mag zich trouwens consequent in de grootste publieke appreciatie verheugen, wat afgezien van zijn muzikale kwaliteiten en oprichterstatus zeker ook te maken zal hebben met zijn goedmoedige en ietwat aandoenlijke voorkomen, naast zijn accent wellicht nog het meest gekarakteriseerd door zijn ronde buik en strompelende gang. Hoogtepunten voor de pauze zijn verder nog het instrumentale werk op tinnen fluit en banjo door respectievelijk John Sheahan en McKenna, het in Keltisch Iers gezongen ‘Cill Chais’ en de prachtige a capella afsluiter ‘The Old Triangle’.

Na de pauze lijkt het publiek dan echt goed wakker te zijn geworden en krijgt het middels de ontroerende ballade ‘I Wish I Had Someone To Love Me’ ook al snel gelegenheid tot massaal meezingen. Met ‘The Marino Waltz’ (dat hij schijnbaar wel eens met onze eigen walskoning André Rieu heeft uitgevoerd) laat John Sheahan nog even zien naast een prima fluiter ook een vaardig violist te zijn, maar het leukste deel van deze tweede set zit zeker in de staart, waar ‘Whiskey In The Jar’ (“een nummer van Metallica,” zoals de band het humoristisch aankondigt), ‘The Wild Rover’ en ‘Molly Malone’ achter elkaar op de aanwezigen worden afgevuurd en deze eindelijk besluiten niet alleen mee te klappen en te zingen, maar ook de beentjes eens te strekken. Een uitgelaten slot, dat de kroegsfeer waarin deze muziek welbeschouwd het best tot zijn recht komt dan toch nog weet te benaderen. Misschien ook maar goed dat deze groep ondanks de ontegenzeggelijk betere sfeer op zo’n plek niet in de kroeg is blijven hangen trouwens, want als ze dat wel had gedaan, had Ierse muziek wellicht nooit dezelfde wereldwijde impact gehad als ze nu heeft. Een avond als deze bewijst wel wat een gemis dat zou zijn geweest.