Veel ‘bad guys’ en vuige rock bij Ruben Block in De NWE Vorst

Frontman Triggerfinger gefascineerd door duistere dubbelzinnigheid

Wouter de Waal ,

Met een interview gelardeerd met filmfragmenten van slechteriken, stukken uit een documentaire over blueslegende Howlin’ Wolf en een passage uit ‘Het Boek van Violet en Dood’ van Reve, gevolgd door een soloconcert waarin stilte en (gitaar)herrie elkaar genadeloos afwisselden, stond het Hotelgastenprogramma afgelopen zaterdag in het teken van ambiguïteit en gespletenheid.

INTERVIEW
Voordat zuiderbuur Block de gitaren (of ‘dames’ zoals hij ze graag noemt) ter hand neemt voor een soloperformance, wordt hij in goede Hotelgastentraditie eerst in een rustige en sfeervolle ambiance geïnterviewd door journalist Leon Verdonschot. Dit geschiedt aan de hand van zelfgekozen (muziek)beelden, boeken en andere artikelen die grote indruk op de zanger/gitarist van het rocktrio Triggerfinger hebben achtergelaten. Zelf zegt hij dat de figuur van de ‘bad guy’ de rode draad vormt in deze selectie, maar het wordt al snel duidelijk dat hij daarmee niet doelt op de eendimensionale boef uit simplistische goed versus kwaad verhalen.

Nee, de karakters die we tegenkomen in de fragmenten uit ‘Once Upon A Time In The West’ en ‘Léon’ zijn weliswaar meedogenloos, maar tegelijkertijd kennen ze een welhaast vriendelijke kalmte (zoals Frank in de eerste film) of hebben ze een vrij gecultiveerde smaak (zoals de politieagent in de tweede). Een dergelijke gespletenheid fascineert onze Vlaamse gast ook in acteur Jack Nicholson, die we achter de schermen bij de opnamen van ‘The Shining’ te zien krijgen en die lijkt te balanceren tussen fictie en werkelijkheid (“De waanzin lijkt ook echt in hem te zitten”). Of in de blues, die tegelijkertijd ellende en troost ademen, zoals hij met Howlin’ Wolf illustreert.

En ook vaak sexy klinken natuurlijk, waarmee we bij een ander (maar aanverwant) belangrijk thema van het interview belanden. Iedereen die de zanger/gitarist wel eens met Triggerfinger aan het werk heeft gezien, weet immers dat rock ‘n’ roll voor hem eerst en vooral opwinding betekent (de naam van het genre zegt het eigenlijk al). Als hij een meer verlopen uitstraling had gehad (die hij zich trouwens opzettelijk niet aanmeet, vanwege de contrastwerking van een net pak met rock – alweer die dubbelheid), zou hij welbeschouwd best voor Vieze Man door kunnen gaan. Geen wonder dus dat hij graag over zijn gitaren spreekt als ware ze gewillige vrouwen dan wel enorme sletten en dat hij erg gecharmeerd is van medemuzikante Poison Ivy van The Cramps (ook wat betreft podiumpresentatie, want “bij een live optreden gaat het immers niet alleen om muziek”).

In de passage uit ‘Het Boek Van Violet En Dood’ die hij tot slot voorleest, passeren de voorgaande gespreksthema’s nog eens op een prachtige manier de revue. In Reves literaire verwerking van zijn verblijf in een kliniek na een delirium heerst namelijk naast de ‘schunnige’ seksuele lading van een onverwacht en woordeloos bezoek van een hem onbekende ‘blauwe’ ook een geëxalteerd religieus gevoelen als had hij middels deze ‘bruine liefdesprins’ zijn Verlosser gevonden. Platheid en verhevenheid worden hier onlosmakelijk met elkaar verbonden en krijgen een onherroepelijk dubbelzinnig (en daardoor ook komisch) karakter.

CONCERT
Het daaropvolgende optreden moet voor Block een ietwat vreemde ervaring zijn, zowel omdat hij doorgaans met meer mensen op een podium staat (waarbij “je je aan elkaar optrekt”, zoals hij eerder in het interview opmerkte) als vanwege de ongebruikelijke theateromgeving. Enkel uitgerust met een tweetal gitaren en zijn stem en na een paar liederen zelfs zonder jasje (dus zo goed als naakt), speelt hij een set waarin hij eigen nummers en covers vermengt. In de officiële aankondiging staat weliswaar vermeld dat dit een akoestisch optreden zou zijn, maar daarvan is duidelijk geen sprake. Dat is overigens maar goed ook, want de Vlaming lijkt zich het meest op zijn gemak te voelen als hij harde en ongepolijste geluiden uit zijn elektrische gitaar en strot mag toveren, zoals tijdens de Neil Young cover ‘Driveby’.

Dat wil overigens niet zeggen dat hij voortdurend het versterkerpedaal intrapt. Ook in zijn eigen performancepraktijk legt Block namelijk een grote liefde aan de dag voor ambiguïteit, met name door stilte en herrie met elkaar contrasteren – vaak zelfs in hetzelfde nummer. Een goed voorbeeld is ‘My Baby’s Got A Gun’, dat net als de titel drijft op enorme verschillen tussen hard en zacht. ‘Hush Your Mouth’ van Bo Diddley geeft hem dan weer alle gelegenheid consequent fel van leer te trekken, wat overigens in schril contrast staat met het aan zetels gebonden en zeer stille publiek (nou ja, de titel is dus ergens wel toepasselijk, zoals Block ook opmerkt), waarna hij met Chris Isaaks ‘Forever Blue’ op ingetogen noot afsluit.

Al met al komt hij op een gewoon poppodium en vergezeld door zijn bandmaten toch wel beter tot zijn recht, maar dat neemt niet weg dat deze intieme avond ook al door het interview echt toegevoegde waarde heeft. Een heel mooi initiatief dus, die Hotelgastenbijeenkomsten. Het is van harte te hopen dat ze ondanks alle subsidieperikelen ook in de toekomst doorgang kunnen blijven vinden.