Terug in de tijd met excentriek Jethro Tull

Frontman Ian Anderson vocaal zwak, maar krachtig op fluit

Wouter de Waal ,

Al meer dan veertig jaar bezig, maar nog allesbehalve vergeten, getuige de uitpuilende Grote Zaal afgelopen woensdag in 013. Met een typisch Engelse, lichtelijk bizarre mix van folk en progressieve rock wist een vergrijsd Jethro Tull een voornamelijk uit leeftijdgenoten bestaand publiek nog steeds te boeien, ook al was ‘Pied Piper’ Anderson dan niet heel goed bij stem.

Frontman Ian Anderson vocaal zwak, maar krachtig op fluit

Al meer dan veertig jaar bezig, maar nog allesbehalve vergeten, getuige de uitpuilende Grote Zaal afgelopen woensdag in 013. Met een typisch Engelse, lichtelijk bizarre mix van folk en progressieve rock wist een vergrijsd Jethro Tull een voornamelijk uit leeftijdgenoten bestaand publiek nog steeds te boeien, ook al was ‘Pied Piper’ Anderson dan niet heel goed bij stem.

ANDERE TIJDEN
Even voor half negen staat er zowaar een behoorlijke rij voor de hoofdingang van 013. Wie dacht dat Jethro Tull niet meer dan een naam uit een ver en grijs verleden is, heeft het duidelijk mis. Alhoewel, een vluchtige blik op de bezoekers leert dat het overgrote merendeel al een respectabel aantal jaren op deze planeet rondloopt en waarschijnlijk vooral goede herinneringen heeft aan hoogtijdagen van de band begin jaren zeventig. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat de groep vanavond aftrapt met ‘Cross-Eyed Mary’ van hun hitalbum 'Aqualung' uit 1971, gevolgd door het nog oudere ‘Beggar’s Farm’ en het ook alweer ongeveer vier decennia door de ether zwervende ‘Life Is A Long Song’. Het daaropvolgende, recent gecomponeerde ‘Eurology’ bewijst echter dat deze groep zeker niet uitsluitend in andere tijden leeft, hoewel de muzikale formule niet bijzonder veel afwijkt van de voorgaande nummers. In tegenstelling tot andere progressieve groepen als Yes en Genesis heeft Jethro Tull duidelijk geen overdreven pogingen ondernomen om “met de tijd mee te gaan” en dat is waarschijnlijk maar goed ook. Wel krijgt boegbeeld Ian Anderson gedurende dat laatste nummer even gelegenheid zijn stem te sparen, wat hij bepaald niet als straf zal ervaren, want zijn soms half geademd klinkende zang is niet het sterkste punt van dit optreden. Zijn fluitspel is echter wel dik in orde en ook de andere instrumentalisten kwijten zich prima van hun taak. Of dat door de hele ruimte goed te horen is, is wel een beetje de vraag, aangezien het zaalgeluid nogal zacht staat afgesteld: je kunt rustig op een meter afstand van de boxen staan. Maar goed, dat is ook wel eens leuk voor de verandering.

GROENE DUIVEL
Bovendien past het prima bij meer folk georiënteerd materiaal als ‘Jack-in-the-Green’ en ‘Songs From The Wood’, waarmee Andersons typisch Engelse, tegelijk landelijke en eigenaardige, duister sprookjesachtige uitstraling perfect harmonieert. Het recent gecomponeerde ‘Hare In The Wine Cup’ vat de rurale en enigszins vervreemdende sfeer van deze groene duivel en zijn muziek treffend in een enkele titel samen. Ook klassieke muziek vormt daarin overigens een klein ingrediënt. Met name tijdens ‘Bourée’ en een naar klavecimbelmuziek refererende solo van de toetsenist (zoals bij progressief georiënteerde bands gebruikelijk, krijgt ieder bandlid wel ergens in de set ruimte om te soleren). Jethro Tull is en blijft natuurlijk echter eerst en vooral een rockband, zoals de door vele aanwezigen meegescandeerde onvermijdelijke afsluiter ‘Aqualung’ en toegift ‘Locomotive Breath’ overtuigend demonstreren. Het vormt een weinig verrassend, maar daarom niet minder fijn slot van een over het geheel genomen moeiteloos boeiend concert.