Manowar heerst in 013 met belachelijk vermakelijke show

HolyHell heel verdienstelijke opwarmer

Wouter de Waal ,

Met een viertal enorme vrachtwagens deden de zelfbenoemde Kings Of Metal van Manowar afgelopen donderdag 013 aan. Geen band die de vooroordelen van de buitenwacht over het metalgenre zo graag bevestigt als deze en geen band die er zo goed mee wegkomt, zo bewees de groep ook deze keer weer.

HolyHell heel verdienstelijke opwarmer

Met een viertal enorme vrachtwagens deden de zelfbenoemde Kings Of Metal van Manowar afgelopen donderdag 013 aan. Waarschijnlijk waren ze net groot genoeg om de ego’s van de vier bandleden te vervoeren: bescheidenheid is nu eenmaal geen woord dat in het (sowieso zeer overzichtelijke) Manowar vocabulaire voorkomt. Geen band die de vooroordelen van de buitenwacht over het metalgenre zo graag bevestigt als deze en geen band die er zo goed mee wegkomt, zo bewees de groep ook deze keer weer.

HOLYHELL
Maar voor het zover is, mogen Metalforce en HolyHell het publiek alvast een beetje opwarmen. Helaas mist uw verslaggever de op het laatste moment vervroegde set van die eerste groep, dus resteert enkel HolyHell. Deze uit dezelfde New Yorkse omgeving als Manowar afkomstige band grossiert net als de hoofdact van vandaag in volstrekt niet Amerikaans klinkende, eerder naar Duitsland refererende energieke power metal, waarbij het gevoel van ruimtelijke desoriëntatie nog versterkt wordt door het IJzeren Kruis dat het witte instrument van de gitarist siert.

Ook qua theatrale instelling is deze groep duidelijk aan Manowar verwant, met een gotisch uitgedoste zangeres die net als de andere bandleden (en de heren van het volgende orkestje) erg verzot is op het tijdens plechtige intro’s verdwijnen van het podium, om daarna weer sprankelend te kunnen verschijnen en een enthousiaste toetsenist die graag met een ‘toetsengitaar’ in de hand rondrent. De uit makkelijk in het gehoor liggende liederen bestaande set, inclusief veelvuldige duels tussen de virtuoze toetsenist en gitarist, wordt op een passende manier afgesloten als die laatste zijn instrument uiteindelijk op de grond legt om het met zijn voet te ‘bespelen’. Een passende voorbereiding op het bombastische geweld van Manowar.

MANOWAR
Lange tijd heeft het bestaan van Manowar bovengetekende vervuld met afschuw. Een groep die zich zonder ook maar een spoortje van ironie zo schaamteloos vergrijpt aan alle metalen cliché’s, een groep bovendien die qua megalomanie Spinal Tap moeiteloos naar de kroon steekt, kwam hem voor als een schandvlek op het door hem zo geliefde genre. Een mens wordt echter ouder en gaat dingen relativeren, dus leek het uw verslaggever wel interessant deze bende eens een keer in levenden lijve te aanschouwen. Vanavond is het dan eindelijk zover en meteen bij het eerste nummer, dat na de onvermijdelijke overweldigende filmmuziekintroductie wordt ingezet, worden alle blijde verwachtingen al ingelost: de woorden ‘blood’ en ‘steel’ komen er zo vaak in voor dat zelfs Ronnie James Dio ze niet in een heel concert bij elkaar gezongen krijgt.

Wat ongetwijfeld ook sfeerbevorderend werkt, is het feit dat de (bij deze groep zonder meer gepaste) buitenproportioneel hoge entreeprijs ongeveer iedereen behalve de echte fanaten geweerd heeft, waardoor onze vier stevig gespierde, in lekker strakke leren pakken gestoken metalen helden spelen voor een zaal vol gelovigen. Wat dat geloof precies behelst, buiten een voorkeur voor cartooneske voorstellingen van strijdende, fysiek overmatig getrainde binken, al dan niet triomfantelijk heersende over naakte vrouwen, alsook een mysterieuze gewoonte om de eigen met gebalde vuist geheven arm met de overgebleven hand  bij de pols te grijpen (wat in ieder geval weer eens wat anders is dan de gebruikelijke metalen groet), blijft aanvankelijk mistig.
 
Gelukkig biedt bassist Joey DeMaio op een gegeven moment verheldering door te stellen dat de ware metal adept niet geboren is ‘to kiss ass’, edoch ‘to kick ass’ en dat je je nooit door iemand de wet moet laten voorschrijven of in een hoekje laten drukken, maar gewoon ‘fuck you’ moet roepen. Misschien niet de meest volwassen levensinstelling, maar daarom niet minder oprecht (en terecht) en in ieder geval een houding die Manowar de afgelopen dertig jaar prima op de been heeft gehouden. Met dank aan de fans natuurlijk, waaraan de groep dan ook veel aandacht besteedt: zo mag een jonge, aspirerend gitarist uit het publiek zijn kunsten op het podium vertonen en een nummer met de Manowar mannen meespelen, daarbij aangemoedigd door een voor de gelegenheid eveneens uit het publiek geplukte aantrekkelijke jongedame, die ook niet te beroerd is om DeMaio even wat tongontspanning te geven. Bovendien verschijnen er naast bovengenoemde groteske voorstellingen ook regelmatig beelden van het publiek op een groot projectiescherm. Deze heren hebben kortom zeker door hoe ze hun fanschare aan zich moeten verbinden.

Muziek is bij een bijeenkomst als deze eigenlijk eerder onderdeel van de show dan de hoofdzaak, maar op dat gebied valt in ieder geval te melden dat zanger Eric Adams vandaag prima bij stem is en voortdurend met een brede grijns op het gezicht over het podium hobbelt, Karl Logan de ene vlotte riedel na de andere uit zijn gitaar weet te toveren, Joey DeMaio een zeldzaam grommend basgeluid voortbrengt (misschien met dank aan de zestien grote boxen die op het podium staan te schitteren, door een veelheid van extra lampen belicht – bij Manowar schaadt overdaad immers niet) en drummer Scott Columbus de uiterst meezingbare (en vaker wel dan niet ook daadwerkelijk massaal door het publiek meegezongen) power metal liederen deskundig aan elkaar timmert.

De klassieker Battle Hymn ontbreekt vandaag helaas op de setlist, maar bij een overdonderende totaalperformance als deze maalt niemand daar waarschijnlijk echt om. Het blijft een merkwaardig schouwspel, zo’n Manowar performance en je moet wel compleet gespeend zijn van gevoel voor humor om dit gebeuren niet met een brede glimlach aan te zien. Belachelijk dus? Zeker, maar uiteindelijk bovenal ook heel vermakelijk. Hail To The Kings Of Metal!