Michael Lee Firkins geeft gitaarles

Voorprogramma The Breeze oerdegelijk, maar nogal saai

Wouter de Waal ,

De liefhebbers van het betere gitaargefrunnik konden afgelopen vrijdag hun hart ophalen bij virtuoos Michael Lee Firkins in 013. Zijn sterk op blues en country geënte spel was ondanks de soms verbluffende techniek bijna geheel vrij van extravagante uitspattingen: een ware zeldzaamheid in het gitaarheldengenre.

Voorprogramma The Breeze oerdegelijk, maar nogal saai

De liefhebbers van het betere gitaargefrunnik konden afgelopen vrijdag hun hart ophalen bij virtuoos Michael Lee Firkins in 013. Wars van dikdoenerij in presentatie, was zijn sterk op blues en country geënte spel ondanks de soms verbluffende techniek bijna geheel vrij van extravagante uitspattingen: een ware zeldzaamheid in het gitaarheldengenre.

THE BREEZE
Voordat de heer Firkins het podium betreedt, mogen de veteranen van The Breeze het nog tamelijk dun gezaaide publiek opwarmen. Ze doen dat met een pot oerdegelijke, ouderwetse knollenrock, een beetje het audio-equivalent van een stevige winterse stamppot. Hun muzikale kunnen is weliswaar adequaat, maar niet bepaald uitzonderlijk, wat er in combinatie met de ook niet echt bijzondere nummers voor zorgt dat deze band vooral levendige associaties oproept met provinciale biertenten. Het feit dat het meest memorabele nummer van het trio een cover is (What I Like About You van The Romantics, op zichzelf al een soort pastiche van jaren zestig power-rock a la The Kinks), spreekt in dat verband boekdelen. Alle respect voor de inzet en volharding van dit drietal, maar als voorprogramma van een gitaarvirtuoos staat deze groep eenvoudig niet op haar plek.

MICHAEL LEE FIRKINS 
Van kapsones heeft Michael Lee Firkins duidelijk geen last, te zien aan de onopvallende manier waarop hij samen met zijn bassist het podium opwandelt en één van de meegebrachte gitaren ter hand neemt. Achterom kijkend realiseert hij zich dat de drummer er nog niet is en merkt droogkomisch op dat die ‘magisch door de mist zal verschijnen’ (er hangt nogal wat rook op het podium). Het zet de toon voor het optreden van de beste man, dat ondanks alle gefröbel een bewonderenswaardig ongedwongen karakter behoudt. Ook als Firkins zich uitleeft in rappe gitaarloopjes, klinkt hij nergens geforceerd of overdreven flitsend. Het sluipende Pink Panther Theme dat hij ergens halverwege zijn set speelt, is hem dan ook op het lijf geschreven in al zijn uiterlijke kalmte en ruimte voor ingewikkeld gitaarwerk. Sowieso kent de set veel covers, van Come Together van The Beatles tot het traditionele Black Betty.

De ‘rode draad’ in het optreden wordt echter (natuurlijk niet heel verrassend in deze context) gevormd door drie Jimi Hendrix-composities. Firkins opent met Manic Depression, speelt even later Purple Haze en sluit de reguliere set af met Voodoo Child (Slight Return), waarbij hij overigens voortdurend zelf met zijn diepe bluesy stem de zang voor zijn rekening neemt. Al deze nummers worden vanzelfsprekend door de Firkins-molen gehaald, hetgeen zeker bij het laatstgenoemde lied een zeer eigenzinnig resultaat met veel slidewerk en een enkele oosters aandoende passage oplevert. Tussendoor speelt hij de nodige eigen composities, die zonder twijfel vooral dienen als springplank voor zijn solo's, maar waarin ook zijn stevige wortels in blues en country doorschijnen.

Misschien is het deze stabiele grond die ervoor zorgt dat Firkins zich bijna nergens te buiten gaat aan gitaargeneuzel. Vast staat in ieder geval dat dit optreden zelfs voor de gitaarleek goed te pruimen is, ook al staat dat instrument continu centraal, welhaast onmerkbaar ondersteund door bas en drums (hetgeen in dit geval een compliment is). Dat kunnen maar weinig andere rockgitaristen met zoveel technisch vernuft hem nazeggen.