TYFT sleurt publiek mee in ritmische achtbaan

Explosief New Yorks trio tokkelt, blaast en mept er lustig op los

Wouter de Waal ,

Gitarist Hilmar Jensson, altsaxofonist Andrew D’Angelo en drummer Jim Black verblijdden het Paradoxpubliek afgelopen vrijdag met twee energieke sets vol vreemdsoortige ritmes en spetterende solo’s. Gecombineerd met hun inventief gebruik van elektronica leverde dat een enerverend beeld op van de huidige New Yorkse experimentele jazz scene.

Explosief New Yorks trio tokkelt, blaast en mept er lustig op los

Gitarist Hilmar Jensson, altsaxofonist Andrew D’Angelo en drummer Jim Black verblijdden het Paradoxpubliek afgelopen vrijdag met twee energieke sets vol vreemdsoortige ritmes en spetterende solo’s. Gecombineerd met hun inventief gebruik van elektronica leverde dat een enerverend beeld op van de huidige New Yorkse experimentele jazz scene.

Al bij de eerste noten van het optreden wordt duidelijk dat we hier niet te maken hebben met een ‘standaard’ jazz combo. Niet alleen vanwege de aparte bezetting (zonder bassist, zoals de aankondiger terecht opmerkt), maar ook en vooral vanwege de manier waarop dit drietal muzikanten zijn instrumentarium bespeelt: geen swingende drums, geen vloeiend gepingel op de gitaar, geen soepel klinkende saxofoon bij TYFT. In plaats daarvan leggen Jensson en Black een ritmisch complexe, harde en hoekige, eerder naar experimentele rock neigende basis, waarover D’Angelo stevig sputtert en proest. Waarmee de onlangs van een hersentumor herstelde saxofonist meteen laat weten weer helemaal terug te zijn. De onregelmatige ritmes die elkaar in dit openingsnummer razendsnel opvolgen, leggen in feite de blauwdruk voor de rest van de avond en vormen het instabiele centrum waaromheen de muzikanten voortdurend cirkelen. Af en toe lijkt ook dat centrum het te begeven, bijvoorbeeld als de drummer zich te buiten gaat aan elektronische exploraties of de gitarist met behulp van de nodige effectpedalen zorgt voor een verrassend staartje bij een compositie.

Desalniettemin verzandt het geheel nooit in een ondoorzichtige brij van geluid, aangezien deze heren uitstekend op elkaar ingespeeld zijn en de ritmische en melodische skeletten van de nummers hun genoeg ruimte geven om zichzelf muzikaal uit te kunnen leven. Een enkele keer waagt het trio zich zelfs aan een ouderwets lyrisch, uitgesproken melodieus en jazzy klinkend stuk. Maar ook zonder dat stijlmiddel weet TYFT moeiteloos te overtuigen op poëtisch vlak, zij het dat het hier om een in het straatvuil van Brooklyn gedrenkte vorm van poëzie gaat. Dat kan natuurlijk ook welhaast niet anders, gezien de harde, stedelijke achtergrond van de band. En zo biedt dit concert een opwindend kijkje in de huidige stand van zaken bij de New Yorkse ondergrondse.