Roosbeef ontroert met (h)eerlijke liedjes

Wannes Cappelle combineert humor en weemoed op z’n West-Vlaams

Wouter de Waal ,

Afgelopen zondagmiddag bracht Roosbeef een bezoekje aan 013, om daar de nodige liedjes van het pas uitgekomen prachtalbum Ze Willen Wel Je Hond Aaien Maar Niet Met Je Praten voor een volle Kleine Zaal te presenteren, aangevuld met enige andere pareltjes. Een mooi optreden, dat eens te meer bewees dat lef en eerlijkheid altijd tot de beste muziek leidt.

Wannes Cappelle combineert humor en weemoed op z’n West-Vlaams

Afgelopen zondagmiddag bracht Roosbeef een bezoekje aan 013, om daar de nodige liedjes van het pas uitgekomen prachtalbum Ze Willen Wel Je Hond Aaien Maar Niet Met Je Praten voor een volle Kleine Zaal te presenteren, aangevuld met enige andere pareltjes. Een mooi optreden, dat eens te meer bewees dat lef en eerlijkheid altijd tot de beste muziek leidt. WANNES CAPPELLE Maar eerst is het de beurt aan zanger/gitarist/toetsenist Wannes Cappelle om soms ingetogen, dan weer stevige, maar welhaast altijd weemoedige liederen van zijn band Het Zesde Metaal op het publiek los te laten. Slechts gesteund door drummer Bert Huysentruyt zingt hij de talrijke aanwezigen toe in poëtisch West-Vlaams, waar het merendeel natuurlijk nauwelijks iets van verstaat. Bijzonder hinderlijk is dat overigens niet, te meer daar meneer Cappelle ons af en toe tegemoet komt met vindingrijke vertalingen: “Hebben jullie er al iets van verstaan? Het volgende nummer heet Appartementje, wat, vrij vertaald, een eerder klein appartement is.” Dat deze Belg niet gespeend is van humor blijkt ook al uit de naam van zijn band, die verwijst naar de gestaalde arbeiders-in-opleiding die hem en zijn medegymnasiasten vroeger iedere vrijdagmiddag in elkaar kwamen meppen. Hopelijk weet hij een volgende keer alle bandleden over te halen de grens over te steken, want dit optreden vol komische nostalgie smaakt zeker naar meer. ROOSBEEF Vervolgens wordt het podium verfraaid met de nodige roze knuffelhondjes en een circusachtig bord omzoomd door lampen dat de hoofdact van vanmiddag aankondigt: Roosbeef. Met openingsnummer Boerderij Deel II wordt de toon meteen gezet: een soms pijnlijk openhartig relaas over net op kamers wonen en langzaamaan vervreemden van je ouderlijk huis, terwijl je je op je nieuwe stek nog niet thuis voelt. Roos blijft in haar teksten steevast dicht bij zichzelf en geeft zonder een blad voor de mond te nemen haar eigen kijk op gebeurtenissen die haar raken. Die kunnen variëren van het (stoppen met) dragen van een beugel (Buitenboord), het uitzenden van een jonge soldaat (Jongen Gaat Het Leger In) tot de sloop van de boerderij waarin ze met haar ouders en broer gewoond heeft (Boerderij). Het resulteert in vaak schurende, soms grappige, maar bovenal eerlijke liedjes die door de band van uitstekende arrangementen zijn voorzien. Vanzelfsprekend zijn die deze middag voornamelijk afkomstig van het verse album Ze Willen Wel Je Hond Aaien Maar Niet Met Je Praten. Daarnaast passeren echter oudje De Bouwvakkers (vergezeld van wild enthousiaste respons van een enkele aanwezige) en nieuweling Sirene de revue. Het geheel wordt aan elkaar gebreid door vaak hakkelend gebrachte anekdotes van Roos. (Daar zou dus aan gewerkt kunnen worden, maar liever niet, want zo is het veel leuker.) Het concert concludeert met een vertaalde versie van Daniel Johnstons The Story Of An Artist, een nummer dat door zijn directe en confronterende tekst en simpele maar doeltreffende muziek Roosbeef op het lijf geschreven is. Een passend einde van een mooi en ontroerend optreden.