Master Musicians Of Bukkake gaat in rook op

Amerikaans cultgezelschap creëert wazige sfeer in Little Devil

Wouter de Waal ,

Een zevental primitieven uit het noordwesten van de Verenigde Staten verzorgde afgelopen zondag een mistig optreden in opvallende klederdracht in Little Devil. Met breed uitwaaierende en hypnotische stukken wisten ze het publiek deelgenoot te maken van hun duistere belevingswereld.

Amerikaans cultgezelschap creëert wazige sfeer in Little Devil

Een zevental primitieven uit het noordwesten van de Verenigde Staten verzorgde afgelopen zondag een mistig optreden in opvallende klederdracht in Little Devil. Met breed uitwaaierende en hypnotisch repetitieve stukken wisten ze het publiek deelgenoot te maken van hun duistere, psychedelische en ook wel komische belevingswereld.

Zoals wel vaker in Little Devil duurt het een behoorlijke tijd voor de band van de avond daadwerkelijk de planken betreedt, maar na anderhalf uur kondigt een stevig rooksignaal op traditioneel Amerikaanse wijze aan dat Master Musicians Of Bukkake in aantocht is. De dichte nevel die in de zaal is ontstaan, krijgt daarna nog wel wat gelegenheid om op te trekken, aangezien de heren zich nog even moeten omkleden. Daar hoeven de aanwezigen echter niet rouwig om te zijn, want het verzekert hen even van goed zicht op de interessante couture van dit gezelschap, dat zich gestoken heeft in rode gewaden en witte hoeden met een soort van imkernet. Op de zanger na, want die heeft blijkbaar een van de plaatselijke sportvelden bezocht en gaat nu schuil onder een aanzienlijk deel van de grasmat. Maar het is dan ook kermis.

Het duurt echter niet lang voor dit schouwspel weer aan het zicht onttrokken wordt door grote hoeveelheden rook, terwijl het illustere zevental drones begint te produceren waarover de zanger een geluid uitstoot dat wel wat weg heeft van een misthoorn. Deze introductie gaat over in een repetitief stuk dat qua opbouw lijkt op Indiase raga: een op de snaren uitgevoerd melodieus patroon wordt gaandeweg voorzien van getrommel door de twee drummers, dat in tempo en intensiteit toeneemt en naar een climax toewerkt. De connectie met het Verre Oosten wordt trouwens nog verder versterkt door de aanwezigheid van een veelsnarig elektronisch instrument dat qua geluid sterk aan een sitar herinnert (naast het meer gebruikelijke tweetal gitaren en een bas).

Niet dat deze band Indiase muziek speelt, overigens; het regelmatige gejam van de gitaristen doet vaak meer aan psychedelische rock denken. Constant is echter de nadruk op bezwerende, voortdurend herhaalde melodieën, gecombineerd met de nodige percussie (inclusief belletjes en dergelijke) en eigenaardige, ook vaak repetitieve vocale effecten. Het levert een betoverend geheel op, met wat bizarre randjes. De band heeft daardoor een niet heel serieus karakter, een beetje als een kruising tussen het meer uitgesponnen psychedelische werk van Akron/Family en de duistere drones van Sunn O))) (maar zonder die typische lage frequenties).

Na een dik uur verlaat de band met wat kinderlijk hoog, ritualistisch gezang het podium, als ware het een processie van een ons nog onbekende stam. De cultureel antropoloog in ons allen kan weer tevreden huiswaarts keren, in de wetenschap een boeiend nieuw volkje ontdekt te hebben.