James Blood Ulmer laat zijn gitaar spreken

Gitaaricoon zet met verve afwisselende show neer

Wouter de Waal ,

Op een verloren maandagavond mocht gitaaricoon James Blood Ulmer, vergezeld door bassist Mark E. Peterson en drummer Grant Calvin Weston, in de Kleine Zaal van 013 zijn kunsten vertonen. Hij deed dat met verve voor een grotendeels vergrijsd publiek, bestaande uit ouderwetse bluesadepten en meer artistieke types. Het vormde een goede afspiegeling van de diversiteit van zijn muziek.

Gitaaricoon zet met verve afwisselende show neer

Op een verloren maandagavond mocht gitaaricoon James Blood Ulmer, vergezeld door bassist Mark E. Peterson en drummer Grant Calvin Weston, in de Kleine Zaal van 013 zijn kunsten vertonen. Hij deed dat met verve voor een grotendeels vergrijsd publiek, bestaande uit ouderwetse bluesadepten en meer artistieke types. Het vormde een goede afspiegeling van de diversiteit van zijn muziek. Als Ulmer en band het eerste nummer van de avond inzetten, heeft het er even wat van weg dat dit een echte bluesavond gaat worden. Zijn gitaarstijl is weliswaar wat springerig, maar de song is onvervalste blues, inclusief doorleefde vocalen door de man zelf. Maar het volgende stuk maakt meteen een eind aan die illusie: na een vrij gespeelde intro volgt de rest van het nummer een onmiskenbaar funky groove. Het is kenmerkend voor de stilistische diversiteit van Ulmer en zijn band. Blues, funk, nostalgische en vrije jazz, deze band draait werkelijk nergens zijn hand voor om. Zelfs ‘klassieke’ muziek wordt niet geschuwd, getuige het quasi-operatisch gezang van de drummer tijdens een indrukwekkende solo. Een Ulmer wil ook rustig een stukje dwarsfluit spelen als dat in zijn muzikale kraam te pas komt. Een uitermate afwisselend concert dus, dat grenst aan het eclectische. Dat het optreden echter zeker niet ontaardt in een onsamenhangend allegaartje, heeft alles te maken met het bluesy gevoel dat Ulmers muziek ondanks de grote stilistische diversiteit doortrekt. Dat is wellicht ook niet zo vreemd, want ook free jazz grootheden als Ornette Coleman, waar Ulmer in het verleden intensief mee heeft samengewerkt, hebben altijd een grote affiniteit behouden met de schreeuw van de blues (misschien zelfs wel meer dan ‘conventionele’ jazzartiesten). De afstand tussen blues, funk en vrije jazz is dus minder groot dan op het eerste gezicht mag lijken. Dat blijkt ook wel uit de typische stijl van gitaarspelen die Ulmer hanteert: een manier van spelen die niet klinkt alsof iemand akkoorden en ladders aanslaat, maar veeleer dicht bij de menselijke stem blijft, met al zijn eigenaardige haperingen, afbuigingen enzovoorts. En dat hebben alle grote bluesgitaristen eigenlijk altijd gedaan. Als Ulmer het optreden afsluit met de Howlin´ Wolf klassieker Little Red Rooster is de cirkel dan ook rond. Terug bij de bron van zijn artistieke inspiratie en die van de wereld van jazz en rock in zijn algemeenheid.