Living Colour weet van geen ophouden

Rasmuzikanten spelen zaal deskundig plat

Wouter de Waal ,

Iets meer dan een jaar geleden deden ze 013 ook al aan, de vier virtuozen van Living Colour. Toen gaven ze een heel verdienstelijk optreden, de veteranen niet onwaardig… maar ook niet meer dan dat. Afgelopen donderdag bewezen ze echter ondanks hun al meer dan twintig jaar durende carrière nog steeds in staat te zijn tot het geven van een spetterend concert.

Rasmuzikanten spelen zaal deskundig plat

Iets meer dan een jaar geleden deden ze 013 ook al aan, de vier virtuozen van Living Colour. Toen gaven ze een heel verdienstelijk optreden, de veteranen niet onwaardig… maar ook niet meer dan dat. Afgelopen donderdag bewezen ze echter ondanks hun al meer dan twintig jaar durende carrière nog steeds in staat te zijn tot het geven van een spetterend concert.

Al meteen bij het aantreden van het illustere viertal meent uw verslaggever een opvallend verschil te constateren met het vorige optreden: het podium lijkt kleiner, wellicht omdat er ditmaal aan de linkerkant de nodige elektronica opgesteld staat om gitarist Vernon Reid te ondersteunen. Tel daarbij de zaalgordijnen op en de sfeer in de Dommelsch Zaal mag gerust intiem genoemd worden. Om het gevoel van vertrouwdheid nog te vergroten, gaat de band voortvarend van start met de gouwe ouwe Middle Man en Which Way To America? (dat wil zeggen, nadat Corey Glover het gasmasker van zijn gezicht getrokken heeft – de Arabische muts blijft nog op). De groep oogt direct enthousiast, misschien ook omdat ze recentelijk voor het eerst in zes jaar een nieuw studio album heeft uitgebracht, waarvan Burned Bridges en Decadance al gauw de revue passeren, visueel begeleid door grote politiek en psychedelisch georiënteerde projecties. Zeker Reid is al snel goed op dreef met veel vingervlug gitaarwerk in zijn onnavolgbare stijl. Daarbij is het viertal speels en flexibel genoeg om nummers live anders te arrangeren dan op het album, wat de spontaniteit van deze veteranenperformance vanzelfsprekend erg ten goede komt.

Daardoor is het niet alleen Reid die zich (als altijd) uitgebreid mag uitleven op zijn instrument. Ook bassist Doug Wimbish krijgt in een aparte versie van Bi alle ruimte zich te laten gaan. Daarbij springt vooral in het oor hoezeer hij zijn bas als een elektrische gitaar kan laten klinken. Glover laat in het daaropvolgende Open Letter (To A Landlord) horen dat zijn stembanden nog lang niet versleten zijn. Daarna is het tijd voor de onvermijdelijke drumsolo, iets wat zoals iedere geroutineerde concertganger weet in een rockcontext meestal ongehoord hard op de gaapspieren werkt. Des te indrukwekkender dus dat Will Calhoun erin slaagt de aandacht moeiteloos vast te houden met een lange, afwisselende drumcompositie, waarin hij slim gebruik maakt van de melodische mogelijkheden die de aan zijn kit toegevoegde digitale apparatuur hem verschaft en de leuke effecten die hij met zijn lichtgevende stokken kan creëren, terwijl op de achtergrond sfeervolle beelden van prehistorisch cultuurgoed en oeroude rituelen voorbijvliegen.

Het optreden is dan al een behoorlijke tijd aan de gang, maar de band heeft er nog lang geen genoeg van en speelt eenvoudig nog een tiental nummers, van het welbekende Glamour Boys tot het kakelverse Behind The Sun. Dit laatste deel van de set is overigens tevens het hardste: krakers als Ignorance Is Bliss en Time’s Up worden met een zwaar aangezet geluid over het massaal meezingende publiek uitgespuwd. Na de hit Cult Of Personality en de onontkoombare toegift Love Rears Its Ugly Head is de koek na een dikke twee-en-een-half uur dan toch eindelijk bijna op en rest de groep enkel nog af te sluiten met een onverwachte cover van Nirvana’s In Bloom. Een lang, maar continu opwindend concert dat aantoont dat Living Colour anno 2009 nog steeds ‘alive and kicking’ is!