Micah P. Hinson geeft goed, maar geen spetterend optreden

Charles Frail klinkt als Nederlandse Antony

Wouter de Waal, ,

Afgelopen woensdag stond de uit het zuiden van Amerika afkomstige en ondanks zijn slechts zevenentwintig jaren al stevig door de wol geverfde singer/songwriter Micah Paul Hinson in de Bat Cave. Hij gaf een aardig en afwisselend concert, maar het heilige vuur ontbrak helaas een beetje.

Charles Frail klinkt als Nederlandse Antony

Afgelopen woensdag stond de uit het zuiden van Amerika afkomstige en ondanks zijn slechts zevenentwintig jaren al stevig door de wol geverfde singer/songwriter Micah Paul Hinson in de Bat Cave. Hij gaf een aardig en afwisselend concert, maar het heilige vuur ontbrak helaas een beetje. CHARLES FRAIL De avond opent met de Amsterdamse singer/songwriter Charles Frail. Dat moet natuurlijk wel een pseudoniem zijn en is als zodanig zeker niet slecht gekozen. Want de liedjes van meneer Frail zijn erg breekbaar en hetzelfde geldt voor zijn stem: hij zingt eigenaardig hoog en met een welhaast constant vibrato, waardoor de luisteraar onmiddellijk aan Antony (je weet wel, die van de Johnsons) herinnerd wordt. Op het scherm dat achter de zanger opgesteld staat, worden zwart-wit beelden van (waarschijnlijk) Amsterdam getoond, terwijl hijzelf stukken van zijn derde, nog niet uitgebrachte plaat ten gehore brengt. Frail begeleidt zichzelf sober op gitaar en (een enkele keer) op mondharp, een begeleiding die hier en daar nog wat stokt, maar je zou kunnen zeggen dat dat alleen maar toevoegt aan de intieme en kwetsbare sfeer van de songs. Een vertederend optreden. MICAH P. HINSON De Amerikaan Micah P. Hinson heeft op zijn zeventwintigste al een heel leven achter de rug, met onder meer een verstikkende opvoeding, drugsverslaving, detentie en dakloosheid als ingrediënten. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat hij een volwassen geluid neerzet met zijn combo, dat voor deze gelegenheid “uit geldgebrek of gierigheid, ik ben er nog niet uit welke van de twee het is” slechts uit drie personen bestaat: Hinson zelf op zang en gitaar, zijn kersverse vrouw op toetsen en gitaar en een drummer, die ook verrassend goed banjo blijkt te kunnen spelen. Bij vlagen klinkt het trio erg ‘rootsy’, op andere momenten zijn er heftig rockende uitbarstingen. Hoewel veel songs behoorlijk neerslachtig zijn, is er hier en daar ook ruimte voor opgewekte traditionals (waarbij de banjo een belangrijke rol speelt). De stem van meneer Hinson klinkt doorleefd en ontaardt soms, als het past in een nummer, in een woeste schreeuw. Zijn gitaarspel is erg afwisselend en verandert bijna per song van karakter. Kortom, alle benodigdheden lijken aanwezig voor een buitengewoon geslaagd optreden. Toch knaagt er iets gaandeweg het concert. Misschien zijn het de wat lange pauzes tussen nummers, waarin Hinson opnieuw stemt en vraagt of er iets meer of iets minder van dit of dat in de monitor kan, waardoor de vaart uit het concert wordt gehaald. Misschien is het de vermoeidheid van de muzikanten. In ieder geval detoneert het abrupte “time’s up, we have to go” aan het eind in het geheel niet met de wat ongemakkelijke sfeer van het concert. Leuk is dan weer wel het verzoek van Hinson na afloop van het concert of we alsjeblieft wat cd's en andere spulletjes van hem willen kopen, aangezien hij naast dit enkel hamburgers kan bakken. Daarna loopt het drietal het podium af om voor de Bat Cave een sigaretje te roken. Ach, altijd met beide benen op de grond blijven staan heeft ook wel zijn charme.