Het is de horecabond in regio Breda een doorn in het oog: sportkantines en gesubsidieerde popzalen die forse omzetten uit de verkoop van drank halen en daardoor oneerlijke concurrentie zijn van de commerciële Bredase horeca. De bond schakelde daarom in 2003 het Bureau Eerlijke Mededinging (BEM) in. BEM concludeert nu dat het gesubsidieerde poppodium Mezz niet meer is dan een gewone commerciële discotheek, met technoavonden en 80’s revivalavonden, waar af en toe een band langskomt. Bestuurslid van de horecabond Marc Grottendieck zegt schoenmaker blijf bij je leest.
Het gaat goed met de horeca in Breda, stelt Grottendieck. “Er zijn veel nieuwe initiatieven, waaronder ook een wildgroei aan minder goede trends. De gemeente weet niet goed wat er zich afspeelt in voetbalkantines en in de Mezz. Begrijp mij niet verkeerd, ik ben niet tegen de Mezz en hoop dat het heel goed met ze gaat. Maar ze worden gesubsidieerd terwijl ze geen innovatief poppodium zijn.”
“Daar gaan we weer,” zucht Mezz programmeur Bert Dondorff, winnaar van het IJzeren Podiumdier voor de beste programmeur in 2005. “Die klachten van de horecabond zijn absurd. Wij hebben een normale clubcircuitprogrammering.” Toen 013 in Tilburg een paar jaar terug openging, kwamen dezelfde klachten van de horecabond daar. Inmiddels hoor je ze al niet meer en zijn ze er op teruggekomen dat een poppodium alleen maar oneerlijke concurrentie zou zijn.”
Grottendieck stelt vast dat Mezz 30 procent van de omzet haalt uit de kaartverkoop en 70 procent uit de baromzet. Zelf is hij uitbater van de commerciële zalen Grotte en Para: “Bij mij is dat omgekeerd. Ik haal het meest uit de kaartverkoop en haal slechts 30 procent uit de baromzet. Dat de Mezz zoveel omzet draait op het horecagedeelte is niet de doelstelling.” Dus oneerlijke concurrentie voor de horeca in Breda. “Wat een onzinverhaal,” pareert Dondorff: “Ik weet niet hoe hij aan die cijfers komt, maar ze slaan nergens op. Een programmering maken kost geld.”
Para was ooit hét poppodium van Breda. Het werd gesubsidieerd en had de status van kernpodium. Sinds een jaar runt Grottendieck de tent: “Die status van kernpodium heeft Para nog steeds. Ik hoef alleen geen subsidie meer, omdat ik mijn onafhankelijkheid wil behouden. Wij laten zien dat het kan zonder subsidie. Daardoor kan ik niet vier keer per jaar op vakantie, maar kan ik op het podium wel doen wat ik wil: theater, toneel, pop, dans, koor en klassieke muziek. Bij ons is zeven dagen in de week iets te doen.” Dat moet ook wel, omdat Grottendieck zijn zalen niet mag openen zonder dat er een activiteit is. “En dus is het vreemd dat Mezz wel gewoon overdag als café open mag zijn.”
Grottendieck, naar eigen zeggen ooit werkzaam bij Mezz, hoopt dat het goed gaat met zijn oude werkgever: “Het zou mooi zijn als de zaal een magneetfunctie heeft voor de hele regio en dat mensen ook in andere zalen in Breda terechtkomen. Net als bij een meubelboulevard zeg maar. Maar dan moet de Mezz natuurlijk geen bruiloften gaan organiseren. Want dan ben je fout bezig, als je subsidie krijgt.” Alweer onzin, aldus Dondorff: “We verhuren de grote zaal wel eens aan een urban organisatie of aan Amnesty International. In het Mezzcafé zijn wel eens studentenfeestjes, maar het café staat los van de Mezz en ontvangt ook geen subsidie.”
Ook het programmeren van grote succesvolle acts als De Dijk ziet Grottendieck niet als een sterke zet van Mezz: “Zo’n band wordt dan geboekt om de dingen financieel recht te trekken. Het is een dure band, maar ik denk dat de Mezz de revenu niet eens haalt. Andere gesubsidieerde podia boeken De Dijk weliswaar ook, maar ik denk: schoenmaker blijf bij je leest. Dit is gewoon oneerlijke mededinging.”
De opdracht die Mezz volgens Dondorff van de gemeente heeft meegekregen is ‘een breed poppodium zijn’: “Wij moeten iedereen bedienen. Soms hebben we een act waar minder mensen op af komen, dan weer zoiets als De Dijk. Dat we soms een 80’s-dansavond, een technoavond of een drum ‘n’ bassavond hebben is niet vreemd voor een poppodium. De politiek weet dat wij aan onze opdracht voldoen.”
En dus klopte Grottendieck eerder tevergeefs bij de gemeente aan. De reactie van B&W: het zij zo. Het zit hem eigenlijk behoorlijk dwars: “Nogmaals, ik heb niets tegen Mezz. Maar als daar een reggaeband speelt, vindt iedereen dat je er moet kunnen roken en blowen. En dat terwijl het een openbare ruimte is. Dat is tegen de wet. Ik heb twee zalen die ik geheel vrijwillig rookvrij heb gemaakt. Maar daar hoor je nooit iemand over.”
Het gaat goed met de horeca in Breda, stelt Grottendieck. “Er zijn veel nieuwe initiatieven, waaronder ook een wildgroei aan minder goede trends. De gemeente weet niet goed wat er zich afspeelt in voetbalkantines en in de Mezz. Begrijp mij niet verkeerd, ik ben niet tegen de Mezz en hoop dat het heel goed met ze gaat. Maar ze worden gesubsidieerd terwijl ze geen innovatief poppodium zijn.”
“Daar gaan we weer,” zucht Mezz programmeur Bert Dondorff, winnaar van het IJzeren Podiumdier voor de beste programmeur in 2005. “Die klachten van de horecabond zijn absurd. Wij hebben een normale clubcircuitprogrammering.” Toen 013 in Tilburg een paar jaar terug openging, kwamen dezelfde klachten van de horecabond daar. Inmiddels hoor je ze al niet meer en zijn ze er op teruggekomen dat een poppodium alleen maar oneerlijke concurrentie zou zijn.”
Grottendieck stelt vast dat Mezz 30 procent van de omzet haalt uit de kaartverkoop en 70 procent uit de baromzet. Zelf is hij uitbater van de commerciële zalen Grotte en Para: “Bij mij is dat omgekeerd. Ik haal het meest uit de kaartverkoop en haal slechts 30 procent uit de baromzet. Dat de Mezz zoveel omzet draait op het horecagedeelte is niet de doelstelling.” Dus oneerlijke concurrentie voor de horeca in Breda. “Wat een onzinverhaal,” pareert Dondorff: “Ik weet niet hoe hij aan die cijfers komt, maar ze slaan nergens op. Een programmering maken kost geld.”
Para was ooit hét poppodium van Breda. Het werd gesubsidieerd en had de status van kernpodium. Sinds een jaar runt Grottendieck de tent: “Die status van kernpodium heeft Para nog steeds. Ik hoef alleen geen subsidie meer, omdat ik mijn onafhankelijkheid wil behouden. Wij laten zien dat het kan zonder subsidie. Daardoor kan ik niet vier keer per jaar op vakantie, maar kan ik op het podium wel doen wat ik wil: theater, toneel, pop, dans, koor en klassieke muziek. Bij ons is zeven dagen in de week iets te doen.” Dat moet ook wel, omdat Grottendieck zijn zalen niet mag openen zonder dat er een activiteit is. “En dus is het vreemd dat Mezz wel gewoon overdag als café open mag zijn.”
Grottendieck, naar eigen zeggen ooit werkzaam bij Mezz, hoopt dat het goed gaat met zijn oude werkgever: “Het zou mooi zijn als de zaal een magneetfunctie heeft voor de hele regio en dat mensen ook in andere zalen in Breda terechtkomen. Net als bij een meubelboulevard zeg maar. Maar dan moet de Mezz natuurlijk geen bruiloften gaan organiseren. Want dan ben je fout bezig, als je subsidie krijgt.” Alweer onzin, aldus Dondorff: “We verhuren de grote zaal wel eens aan een urban organisatie of aan Amnesty International. In het Mezzcafé zijn wel eens studentenfeestjes, maar het café staat los van de Mezz en ontvangt ook geen subsidie.”
Ook het programmeren van grote succesvolle acts als De Dijk ziet Grottendieck niet als een sterke zet van Mezz: “Zo’n band wordt dan geboekt om de dingen financieel recht te trekken. Het is een dure band, maar ik denk dat de Mezz de revenu niet eens haalt. Andere gesubsidieerde podia boeken De Dijk weliswaar ook, maar ik denk: schoenmaker blijf bij je leest. Dit is gewoon oneerlijke mededinging.”
De opdracht die Mezz volgens Dondorff van de gemeente heeft meegekregen is ‘een breed poppodium zijn’: “Wij moeten iedereen bedienen. Soms hebben we een act waar minder mensen op af komen, dan weer zoiets als De Dijk. Dat we soms een 80’s-dansavond, een technoavond of een drum ‘n’ bassavond hebben is niet vreemd voor een poppodium. De politiek weet dat wij aan onze opdracht voldoen.”
En dus klopte Grottendieck eerder tevergeefs bij de gemeente aan. De reactie van B&W: het zij zo. Het zit hem eigenlijk behoorlijk dwars: “Nogmaals, ik heb niets tegen Mezz. Maar als daar een reggaeband speelt, vindt iedereen dat je er moet kunnen roken en blowen. En dat terwijl het een openbare ruimte is. Dat is tegen de wet. Ik heb twee zalen die ik geheel vrijwillig rookvrij heb gemaakt. Maar daar hoor je nooit iemand over.”