Stone Sour is Slipknot-light voor pubermeisjes

Grote zaal op de knieën na krachtig optreden van gematigde rockers

Ferdinand Vleugel, ,

Een goed optreden van een redelijke band die er een middelmatige stijl op nahoudt, dat was Stone Sour gisteren in de grote zaal van 013. Veel moeite hoefden de Amerikanen er niet voor te doen: de zaal was bij voorbaat al veroverd.

Grote zaal op de knieën na krachtig optreden van gematigde rockers

Razend druk was het in 013, drukker misschien wel dan dat het bij Slipknot zou zijn. Het tweede bandje van Cory Taylor is inmiddels uitgegroeid tot de grotere jonge broer van de bemaskerde metalband uit Iowa. En dat broertje krijgt ook nog eens alle meisjes door zijn ‘ruige kant’ te combineren met gevoelens. ASTROSONIQ De keuze voor het voorprogramma is wel wat opmerkelijk, maar ondergetekend is er wel blij mee. Eindelijk staan de stoner/ spacerockers van Astrosoniq eens in de grote zaal. De band heeft zijn sporen in 013 al ruimschoots verdiend: de Ossenaren lieten het publiek in extase achter als afsluiter op de preparty van het Roadburnfestival en ook Diesel Diablo, de tweede band van gitarist Ron van Herpen, wist vorig jaar te overtuigen in de Batcave. Astrosoniq maakt sterk opbouwende stonerrock en roert daar een flinke portie vervreemdende psychedelica doorheen. Daaroverheen galmt de stem van de zanger door de bomvolle zaal. Die blijft er jammer genoeg vrij laconiek onder. Het is natuurlijk ook niet echt een geschikte opener voor Stone Sour, maar dat weerhoudt de band er gelukkig niet van een goed optreden neer te zetten. Terwijl vooraan al om de hoofdact wordt geschreeuwd schudden in de zaal een hoofdje of negen heen en weer, inclusief dat van de blondbekrulde synthesizer-speler. Er blijkt ook nog een geheim wapen te zijn: ene Robbert-Jan (jas aan, zonnebril op, verroert geen vin) zingt een nummer over een ‘vigilante’ en waar ze hem vandaan hebben mag Joost weten, maar van mij mag ie het vaker doen. Helaas zijn de wonderkinderen van de Nederlandse stonerrock vanavond vooral ongewenste kinderen. Hoewel, een beleefdheidsapplaus kan er nog wel vanaf. STONE SOUR Dan is het wachten op Stone Sour. Het publiek heeft vooraf al besloten dat het een goed optreden wordt. Een heleboel jonge tienermeisjes dartelen nerveus door de zaal en één jongen die niet langer kan wachten waagt alvast een crowdsurf, de enige van de hele avond. Want dat het verder voor het podium vrij rustig blijft is niet verrassend, gezien het vrij jonge publiek en het toegankelijke geluid van deze tweede band van Slipknot’s zanger Cory Taylor. Stone Sour bestijgt in een bomvolle 013 het podium met de begintonen van ‘The final countdown’, die gelukkig snel afsterven als een sirene waar de batterijen uit zijn getrokken. Dan knallen de eerste tonen van “30/30-150” door de zaal. Zware gitaarriffs met een vrij hoog Slipknot-gehalte, maar de vierakkoordenstukjes waarmee ze worden afgewisseld maken duidelijk dat het hier om de light-versie gaat. De agressie wordt in eerste instantie gewekt, maar vervolgens blijft de muziek kabbelen. Op sommige momenten begin je te twijfelen of je nou naar een soort Slipknot-light luistert of toch naar Bon Jovi extra heavy. Met de kwaliteit van de muzikanten is overigens niets mis: strakke bassist, gitarist die er af en toe een goed groovende riff uit weet te persen en ook nog eens een goede zanger. Zolang hij maar schreeuwt, dat moeten we er wel bijzeggen. Zijn zangstem is redelijk, maar hij weet de middelmatigheid zelden te overstijgen. Het is toch vooral de meer dan capabele drummer die opvalt. Nogal een poseur, dat wel. Type überhipster, met zwart/rood haar en een pompeus drumstel met twee bass-drums. De double-bass blijft echter ver te zoeken. Te hard. MIDDELMATIG Anders dan Slipknot maakt Stone Sour ruimte voor iets mildere emoties. Iéts milder, want echt diep wil het maar niet worden. De ballad “Bother”, die door vrijwel iedereen wordt meegezongen, is aardig. Een mooi liedje, maar de kippevelbobbeltjes blijven zonder zich in te hoeven houden onderhuids zitten. In hardere nummers komen de rustige, melodieuze stukken zelfs wat geforceerd over. Clichématig. Dat is eigenlijk het probleem met deze band. Goed optreden, goede presentatie vooral, maar wat voegt deze mélange van ‘hard en toch gevoelig’ nou echt toe? Een boel middelmatigheid. Waar Slipknot kiest voor pure agressie, kiest Stone Sour voor een halfslachtige sound waarin het harde mild blijft en het gevoelige oppervlakkig. ‘Vleesch noch visch’ zou men vroeger gezegd hebben. Maar het publiek vindt het allemaal best. Achter mij staat een jongen van een jaar of zestien die ieder nummer luidkeels meebrult. Dat Cory zijn fans met complimenten overlaadt is dan ook niet onterecht: de zaal reageert werkelijk uitzinnig op alles wat hij zegt. Wat overigens vaak op hetzelfde neerkomt: “Would you like to have your motherfucking heads ripped off, bitches?”, “Scream your balls off!” of “Let’s tear this motherfucking place down!” Het doet het allemaal prima. Tsja, "the medium is the message", zullen we maar zeggen. Het werkt, maar om een tent écht af te breken is Slipknot toch geschikter. Eén tekst blijft hangen, namelijk de laatste zin van 30/30-150: “Let’s see you say that shit to our face.”