Gemoedelijk muziekaanbod op kleurrijk Young Art Festival

Beverwijks festival brengt een fijn, maar weinig uitdagend aanbod aan bandjes

Stef Koenis ,

Het Young Art Festival kan inmiddels wel een begrip in de regio worden genoemd. Sinds 2004 boeken ze zowel bekende als onbekende muzikale acts voor hun tweedaagse festival, aangevuld met de nodige theater- en kunstvormen. 3voor12 neemt dit jaar een kijkje in het Beverwijkse Westerhout en bespreekt de optredens op zowel het grote- als kleine podium.

Vrijdag (Mantra, EUT, Ann White en The Indien)

De zonovergoten vrijdag begint met de nieuwe Haarlemse belofte Mantra, die met hun winst bij de Rob Acda-award hun plaatsje op Young Art hebben veroverd. Vaak spelen ze de grunge zoals het ooit bedoeld is - dreigende coupletten en verwoestende refreinen - maar desondanks weten ze het genre wel uit te dagen met de nodige psychedelische uitstapjes. Op Young Art staan de jonge gasten als een huis te spelen. Als een ervaren collectief worden de nummers afgewerkt, met de rauwe zang en solo’s nog eens extra aangedikt. Even lijkt er een andere band te zijn opgestaan wanneer de delay-pedalen worden aangedrukt, maar ook hier laat Mantra de psychedelica gewelddadig botsen met het hardere gitaarwerk. Inventief is het niet, wel lekker.

Jammer genoeg begint de band door een uitgelopen openingspraatje wat later dan gepland, waardoor de band gedwongen wordt het optreden in te korten. De toon was al weer weggevaagd voordat hij eenmaal was gezet en de mime-act die na afloop begon liet men vragend achter of er zojuist eigenlijk wel een band had gespeeld. Nee, Mantra willen we nog wel eens zien in een donker honk, het liefst met het zweet aan de muren. Nederland kan best wel weer zo’n bandje gebruiken.

Even later neemt de Amsterdamse band EUT ook zijn plekje in op het kleinere podium. ‘Post-pop’ is het devies, waarmee ze zich spiegelen aan namen als Beck en Eels. Muzikanten die het popliedje niet te serieus nemen: zo is het ook met EUT. De band vindt haar charme in de geinige breaks, effectjes en nonchalante houding van de zangeres. Elk stukje tekst lijkt soms zelfs zijn eigen stukje muziek te krijgen. Van uitgesponnen ballad naar een opzwepend middenstuk in één nummer, de band legt een kleurrijk palet aan ideeën neer. Maar eigenlijk zit hier nog wel meer rek in. De inwisselbaarheid van de liedjes ligt vaak op de loer, EUT gaat nooit all the way. Het blijft vaak bij een knipoog, nog altijd te plaatsen onder het naambordje ‘pop’. En zelfs wanneer het eennalaatste nummer met de tekst “my mind is psycho” wordt ingeluid, blijft het allemaal relatief braaf. Pas aan het einde overstuurt de band, maar wel in combinatie met een steengoede pophook. Een combinatie waarmee EUT eigenlijk het meeste uitblinkt. Meer van dat!

Ann White, het geesteskindje van Wieteke Wijte, speelt meer in op deze combinatie. De band komt op met een fraai staaltje Björkiaanse samenzang, om vervolgens de aandacht van het veld vast te grijpen met hun speelse instrumentatie. Het is een fijne mix van electronica, rock en funk, waarover de stem van zangeres Wijte heen tiert. Soms buiten de lijntjes, soms zelfs als een bezetene. Het geeft het optreden bij vlagen een donker maar spannend randje, een gelaagdheid die het live tot een boeiend geheel maakt. Wanneer dit even wordt losgelaten voor een voorstelrondje op het podium, blijft er dan ook voornamelijk een bandje over dat funky is. Niet dat dit per se erg is. Het energielevel blijft namelijk nog altijd op peil en hiermee voegt Ann White zich eigenlijk moeiteloos in het plaatje van Young Art: er is genoeg te ontdekken, maar het feestje staat nog altijd voorop.

Op het hoofdpodium presenteert zich hierna een redelijk gevestigde naam: The Indien. De band heeft met zijn bedwelmende psychedelische retro-rock een volledig eigen stekje afgebakend in de Nederlandse muziekscene, een kader waarin hun aankomende EP waarschijnlijk ook geplaatst zal worden. Young Art krijgt dan ook wat het verwacht. Al vanaf minuut één heersen de vibes op het podium, alle hoofden bewegen relaxt op en neer. De bassist, de drummer en de gitarist lijken soms hun accenten te leggen wanneer ze maar willen, maar toch sluit het altijd naadloos op elkaar aan. Eenmaal op dezelfde golflengte, kun je je geluk niet op.

Toch begint het na een half uurtje te wringen. Is het niet een beetje teveel van hetzelfde? Aan het einde voert de drummer het tempo dan wel iets op, maar de sound blijft vrijwel onveranderlijk. Desalniettemin is dit misschien ook wel de kracht van de band. Wars van alle concurrentie kiezen ze hun eigen weg. “I like the way I always come back to me”, zoals zangeres Rianne Walther het zelf passend zingt. Als ze bij het aankondigen van nummer ‘Summer Nights’ aangeeft dat ze eigenlijk ook wel in een badpak op deze zomeravond had willen staan, krabbelt ze daarna toch weer terug: “Nou ja, dat doet Beyoncé al”. Zo is dat. Ieder zijn eigen ding.

Zaterdag (The Great Communicators, LaGarçon*, De Likt e.a.)

Het hoofdpodium opent op de zaterdag met The Great Communicators. Met een optreden bij Down The Rabbit Hole in de achterzak, zijn The Great Communicators een band om in de gaten te houden. Melodische indierock, met samenzang van zowel een man als een vrouw. Dat klinkt liever dan dat het live ook daadwerkelijk is. Hoewel de gitaren verlegen beginnen, bouwt de band toch wel voort op een steviger geluid. Bij het derde nummer lijkt de bas zelfs nog vuiger uit de hoek te komen dan ooit tevoren, maar uiteindelijk bleek dat meer om geluidsproblemen dan om een aangedreven distortionpedaal te gaan - “we hebben last van een wesp op het podium”. De frisse riffs bleven zich desondanks melden, en eigenlijk gedijen The Great Communicators daar ook het beste mee. De bijna Editors-imitatie ‘New Phase’ in het midden van de set klinkt te geforceerd, zoals bij meerdere stukken waar de gitaren even op volume tien gaan. Als na dit massieve geluid de meer lichtvoetige melodieën van single ‘Motion’ in worden gezet, is het toch wel een verademing. Zonder de geluidsmuur staat hier dan eigenlijk toch wel een erg likeable bandje. Een 3FM Serious Talent, dat mag geen verrassing zijn.

Van totaal andere aard is de ‘nouveau-soul’ van LaGarçon*. Beide termen toevallig verbasterd naar het Frans, maar eigenlijk komt er zowel Frans, Engels als Nederlands voorbij in de set. LaGarçon* is een kleurrijk gezelschap, met de Simpsons-trui van de zanger als voornaamste blikvanger. Niemand kijkt dan ook raar op wanneer er een badeend tevoorschijn wordt gehaald: het past er eigenlijk wel tussen. Muzikaal gezien wordt deze lijn doorgetrokken. De teksten zijn lollig, de bliepjes uit de synthesizers vermakelijk. Nadat er “geheel toevallig” ook een volleerd zangeres uit het publiek wordt gevist, krijgt de band steeds meer mensen op de dansvloer. Hierna kabbelt de muziek echter teveel door om ook echt het hele optreden te blijven boeien. Een goede dosis feelgood, dat was het wel. 

Het Rotterdamse De Likt is eigenlijk de eerste écht afwijkende act op het programma. Hoewel de muziek en beats nog wel eens als schaamteloos lelijk en weinig subtiel zijn beschreven, klinken ze op deze podia eigenlijk alleen maar verfrissend tussen de vele gitaaracts. Met regenjas aan en de tattoos op zijn been als verlengde van zijn sokken, is rapper Jordy Dijkshorn natuurlijk ook al een plaatje op zich. Aggressief spuugt hij zijn teksten uit, met de aders permanent in zijn voorhoofd geprent. Het maakt De Likt tot een leuk zooitje ongeregeld: naast wildebras Dijkshorn geniet de ene duidelijk van zijn drumpad en keytar, terwijl de ander halfzuchtend zijn knopjes indrukt. Met zijn drieën brengen ze meer reuring dan alle voorgaande bandjes hebben gedaan. Wanneer Dijkshorn - inmiddels alleen nog in zijn rode glimmende onderbroek - op handen gedragen wordt door zijn ‘tijgers’ en een gedicht voordraagt, kan het eigenlijk al niet meer stuk. De handjes gaan tot slot nog één keer massaal in de lucht voor ‘Rotterdam’. Eindelijk eens een flinke, lelijke dolkstoot vanuit een andere muzikale invalshoek; het was wel even nodig.

Teruglopend naar het kleine podium vinden we soortgelijke “lelijkheid” terug in de vorm van Canshaker Pi. Hier wordt het echter vertaald naar gitaren, waar ze overigens verrassend veel obscene geluiden uit weten te halen. En het hoeft ook niet mooi te zijn bij Canshaker Pi. In de geest van het Amerikaanse Pavement brengen de Amsterdammers de slackerrock naar Nederland, waar de gruizige lo-fi producties en lakse teksten juist hoog in het vaandel staan. Op Young Art is het niet anders, maar Canshaker Pi vergeet het in het gezicht van het publiek te drukken. De no-nonsense muziek dient bizar genoeg soms zelfs als behangetje voor het veld, mede vanwege de schuchtere houding van de mannen. Na bijna ieder nummer gaan de hoofden meteen omlaag voor het stemapparaat, om vervolgens nog maar eens een nummer aan te kondigen als dansliedje. Maar, dansen? Op deze muziek moet je stampen. En eigenlijk weten ze dat zelf ook wel. Drumstokjes worden tegen de gitaarsnaren aangedrukt en zangstemmen worden eigenhandig gesloopt bij nummers als ‘Shaniqua’: zo is Canshaker Pi op zijn best. Met een chaotische finale is het optreden uiteindelijk dan ook wel geslaagd. Een vrijwillige crowdsufer meldt zich en de parodie op de OutKast aan het einde van ‘Looking For Love On Ibiza’ lijkt de band ook weer een stoot energie te geven. Canshaker Pi is uniek in zijn soort in Nederland, maar mogen dat wel met nog iets meer overtuiging op de planken brengen.

De ontbrekende attitude bij Canshaker Pi, is des te meer terug te vinden bij ‘nu-punkers’ Indian Askin. Na onder andere optredens bij Best Kept Secret straalt de band zelfvertrouwen uit, waarmee ze misschien ook eerder op het grotere podium hadden moeten staan. “Doe die beat, Ferry”, opent frontman Chino het optreden droogjes, om vervolgens dwingend het publiek in te kijken. De band zit al snel in de vijfde versnelling. Sterke songs als ‘Islands’ springen er uit, maar ook de opgevoerde versies van andere nummers komen eigenlijk alleen maar beter uit de verf. Naarmate het optreden vordert gaan de shirts uit en is het toch vooral het klassieke punkgenre wat overblijft, met een snoeiharde versie van ‘Answer’ als afsluiter. What you see is what you get

Hoewel hierboven lang niet alle namen van de line-up zijn besproken (MY BABY, DeWolff, Bökkers) en bovendien het DJ-programma niet is meegenomen, is het wel duidelijk geworden dat Young Art een zeer vermakelijk programma heeft kunnen neerzetten. ‘Gevestigde talenten’, zo zouden veel acts misschien nog het beste kunnen worden beschreven. Tegelijkertijd mist het festival hiermee ook wel een uitdagende factor. In schril contrast met de olijke taferelen rondom het terrein – verkleedpartijen, een graffitimuur, kunst in het bos en noem het maar op – kwam de gekte nooit echt los op de podia: iets totaal nieuws ontdekken was er op muzikaal vlak niet bij. Het festival zal zich vooral blijven onderscheiden met zijn inbreng van kunst en theater. Desondanks zal er teruggekeken worden op een geslaagde editie. Met een goede organisatie, een goede sfeer en een heerlijk weertje. Ook niet geheel onbelangrijk.