Wishbone Ash: niet vernieuwend, wel lekker

Ouwe lullen hebben er nog steeds lol in

Tekst: Hiske Pronker Foto's: Mischa Nieuwboer, ,

Wishbone Ash was decennia terug één van de eerste die gebruik maakten van twin-lead gitaren. Dat kunstje doet de band nog steeds: uitstekend en met veel plezier.

Ouwe lullen hebben er nog steeds lol in

Wishbone Ash was decennia terug één van de eerste die gebruik maakten van twin-lead gitaren. Dat kunstje doet de band nog steeds: uitstekend en met veel plezier. Afgelopen vrijdag (10 augustus) speelde Wishbone Ash voor een redelijk volle kleine zaal in de Waerdse Tempel. En hoewel de heren zelf nog niet echt grijs zijn, waren er in het publiek wel een hoop grijze hoofden te zien. Ook wel een paar jongeren, maar die wekten ernstig de indruk dat ze met pa en ma mee waren. De avond werd geopend door Mamilla uit Zeeland. Mamilla betekent zoveel als tepel of borst. Een band duidelijk beïnvloed door oude jaren '70-rock. Halverwege hun set deden ze een kleine medley met nummers van onder andere Alice Cooper, Black Sabbath en Deep Purple. Daardoor werd ook meteen duidelijk dat hun eigen werk dat niveau absoluut niet haalt. Ze staan met vijf man op het podium, met drie gitaren, waarvan er eigenlijk één overbodig was. Hoewel ze zelf roepen dat ze graag met twin-lead gitaar werken hadden ze toch echt één duidelijke solo-gitarist, iemand die absoluut technisch goed kan spelen, maar er als een zoutpilaar op zijn vingers staat te kijken. De zanger en bassist straalde wel een hoop enthousiasme uit. Toch was het allemaal net niet wat het zijn moest, samenspel niet, zang niet. Daarna werd het tijd voor Wishbone Ash. De band werd in 1969 opgericht door onder andere Andy Powell (zang, gitaar). Hij wordt in de huidige incarnatie van de band bijgestaan door de Fin Muddy Manninen (gitaar), Bob Skeat (bas) en Joe Crabtree (drums). De drummer is nog niet lang bij de band, en ook duidelijk de jongste van het stel. Hier en daar werd hij duidelijk even bijgestaan door de bassist. Wishbone Ash staat bekend als de grondlegger van de twin-lead gitaren. Hun stevigere nummers doen sterk denken aan de Amerikaanse southern rock (Allman Brothers Band, Lynyrd Skynyrd), maar bij de rustigere nummers is het zeer duidelijk een Britse band. Ze begonnen en eindigden met de ruigere nummers die duidelijk meer reactie bij het publiek losmaakte. Hoewel ze in hun begintijd best vernieuwend waren kun je dat ondertussen bepaald niet meer zeggen, maar voor een lekker potje ouderwetse rock is het een fijne band. Het zijn vier mannen die overduidelijk lol hadden in wat ze doen, ze stonden met een brede grijns op het podium. En een nog bredere grijns toen de bassist blijkbaar iets verkeerd deed tijdens één van zijn solootjes. Commentaar van Andy Powell: “Well, that was a little bit of jazz there in the middle of the song”. Het was duidelijk dat er mannen met veel ervaring op het podium stonden, het geluid was prima, lekker op elkaar ingespeeld, enige aanmerking zou wellicht kunnen zijn dat de zang in de hogere regionen wat iel klonk. Na een set van anderhalf uur, gevolgd door een toegift van één nummer van tien minuten was het weer gedaan en gingen de heren richting Pinkpop Classic.