The Real McKenzies zijn Parkhof op het lijf geschreven

Parkhof wordt getrakteerd op Canadees hoogstandje

Tekst en foto's: Jiery van Roon, ,

The Real McKenzies zijn oude bekenden van Parkhof. Vorig jaar nog waren de Canadezen op het Parkhof Buitenfestival een van de grote publiekstrekkers. Met The Real McKenzies kan het alle kanten op: van totaal beschonken en nauwelijks in staat een instrument vast te houden tot een geweldige show. Het jongste optreden in Parkhof kan bijgeschreven worden als een van de betere.

Parkhof wordt getrakteerd op Canadees hoogstandje

Vooroordeel of niet, The Real McKenzies zijn op het lijf van Parkhof geschreven. Waar, zoals John Min in de laatste Klokslag al opmerkte, de naam van rapper Bang Bang nog steeds in het silhouet van het lijk op de grond van de zaal ligt te vervagen en inmiddels bedrukt is door vele zoolprofielen, zijn The Real McKenzies een schoolvoorbeeld van de anarchopunkrockers waarom Parkhof bekend staat. Niet verwonderlijk dat het publiek er wel pap van lust, hoewel dat niet alleen aan het genre ligt: de daadwerkelijke show van The Real McKenzies is daar ook zeker debet aan. Er valt van The Real McKenzies niet te verwachten dat ze geheel nuchter op het podium staan. Dat is dan ook niet het geval, maar desondanks zijn de Schotse folkpunkers muzikaal in uitstekende vorm. Hoewel zanger Paul McKenzie uiteraard in het middelpunt staat, is de muzikale hoofdrol voor bassist ‘Little’ Joe Raposo. Zijn snelle en schijnbaar moeiteloze basspel klinkt boven alle harde folkpunk uit. Ieder bandlid van The Real McKenzies lijkt een apart portret, al dan niet onder invloed van alcoholische of drogerende versnaperingen. Neem gitarist ‘Dirty’ Kurt Robertson, die met zijn halflange, witblonde haar met een grote glimlach op en neer en heen en weer springt, tegen het nabijstaande publiek zinnetjes zegt als ‘Isn’t this funny?’ en kinderlijk blij het optreden doorleeft, hoewel de akkoorden die zijn gitaar produceren af en toe niet geheel duidelijk zijn. Of gitarist Mark ‘Bone’ Boland, slechts in kilt gekleed en met de tatoeage ‘Born a rocker, die a rocker’ op zijn borst prijkend. Zijn muzikale rol is wel degelijk duidelijk: de leadgitarist is misschien op het podium op drummer Sean Sellers na de rustigste McKenzie, wat hij doet op gitaar is strak en snel. Sean Sellers komt tijdens het laatste nummer, dat Paul McKenzie a capella ten gehore brengt, met mitella het podium op. Wat er met de drummer aan de hand is, is niet duidelijk, maar vermoedelijk is er een dosis pijnstillers aan het optreden te pas gekomen. Zijn kwaliteiten als drummer lijden er in ieder geval niet onder. Matthew MacNasty was tijdens het Buitenfestival nog voornamelijk bezig met het zoeken naar het blaaspijpje van zijn doedelzak. Nu hangen zijn ogen weliswaar ongeveer in dezelfde stand – half dicht en half van de wereld – maar tovert hij toch de karakteristieke folkklanken uit zijn instrument. Zelfs in deze toestand blijkt MacNasty een wonderbaarlijk goede bagpiper. Kortom: het vijftal brengt een set ten gehore van aanstekelijke folkpunk. Hoewel de levenswijze van de heren de spreuk op de borst van Bone weleens waarheid kunnen laten worden en Paul McKenzie weliswaar zeer krachtig en energiek bij stem is maar niet altijd even zuiver, gaat de band duidelijk vooruit. De nummers van het laatste album, 10,000 Shots, vallen dan ook het meest in de smaak. Gelet op de entree van MacNasty in de band in 2001 is het niet verwonderlijk dat de band sindsdien het folkkarakter meer benadrukt. Mits MacNasty in staat is om te spelen, blijkt dat een werkzame formule. Of het nou zo verstandig is om de formule van The Real McKenzies thuis te proberen valt te betwijfelen, maar in Parkhof is het met volle teugen genieten.