Voor een vierde maal zette ondergetekende voet in een etablissement waar de SPL van vijf bands hun beste beentje voor verwacht. Deze week is de eer aan OJC Knor te Meterik om gastheer te zijn voor de competatieve bands uit de provincie. Verbazend genoeg was ik verrast dat ik nog nooit in deze zaal was geweest en dat ik hiervoor zelfs nog nooit er van had gehoord. De acommodatie lijkt erg geschikt. Meteen bereikt me al het nieuws dat één van de bands zou zijn afgevallen. ‘Collision’ was namelijk te laat voor de loting en hun zanger moest werken (?!) om 22:30 en geen van de andere bands was bereid om hiervoor concessies te doen. Dus, helaas voor Collision, werd de avond verdeeld over vier bands, die hierdoor tien minuten meer ombouwtijd kregen, zodat de zaal toch voldoende (bar)omzet zou behouden. Na de luistertest was ik toch enigszins benieuwd geworden naar de band. We zullen het nooit weten hoe ze het er vanaf gebracht zouden hebben.
‘Blue Wall’ was wel present bij de loting en had de dankbare taak gekregen om de avond, na de officiële opening van Michael ‘The Sestroyer’ Heffels, muzikaal te openen. De muziek kan worden betiteld als de meest rustige van alle voorrondes tot nu toe. Het beeld bekruipt me hoe deze band tot zijn recht komt op een zonovergoten festival met een grasveld, waar het publiek met de ogen dicht geniet van het weer en de sfeer, met hun muziek op de achtergrond. De band bestaat uit drie mannen en een vrouw. Zowel de gitarist als de bassiste nemen zanglijnen voor hun rekening. En in tegenstelling tot wat Erik als reactie gaf in de afgelopen luistertest, was ik overtuigd door beiden. Beide stemmen voegden iets heel moois toe aan het geheel. De uitstraling van de bassiste was erg lief, wat de luiheid van het spel deed vergeten. Ik blijf eigenlijk voorstander van het dragende effect van een bas, dus wat dat betreft voldeed ze aan de eisen. Ik kreeg wel een behoorlijke portie ‘Shocking Blue’-gevoel bij het zien van haar; Maar dat zal wellicht komen door de enigszins stoïcijnse houding en het doorschijnende shirtje met (helaas niet dito) zwarte bh. Net als de overbeet van de zangeres van Delphian, zie tweede voorronde, kunnen kleinen inperfecties best sexy zijn. Zo ook de net iets te stevige heupen van de bassiste. Het gitaarspel van de zanger/gitarist droeg de volledige band. Hierdoor zou je bijna over het hoofd zien hoe zwak de drummer en tweede gitarist waren. Bij beiden ontbrak het enthousiasme in hun uitstraling en muzikaliteit in het spel. De drummer voegde weinig krenten toe in de pap en speelde net iets te oppervlakkig. Ik vroeg me af of de tweede gitarist het überhaupt naar zijn zin had op het podium. Ook de overige minpunten logen er niet om; De composities waren erg zwak en misten net het nodige scherpe randje. En het ergste was nog wel het intro; De Hendrix’-vertolking van het Amerikaanse volkslied. Die link bleef me volkomen onduidelijk. Kortom, een band met leuke luister-liedjes, maar er gebeurde weinig spannends op het podium.
Bij een bandcontest heb je natuurlijk altijd bands in veel verschillende genres. Dit werd wederom duidelijk doordat ‘Model 101’ als tweede het podium betrad. In de luistertest werd het al naar voren gebracht; De zang is het zwakste punt van de band. De muziek is al behoorlijk druk op zichzelf en vraagt misschien juist meer om een strakke, open ‘zang’-stijl. De twee zangers van de Venlose metalband zorgen dan ook voor een ietwat chaotische en te drukke sfeer binnen de band. De ‘schreeuw’-stemmen van beide zangers lijken teveel op elkaar. Als je je ogen zou sluiten, zou je intensief moeten luisteren om er twee zangers uit te halen. De stukken waar gewoon, clean gezongen wordt laten nog veel te wensen over. Het klinkt te dun en onzeker, waardoor de overtuiging uitblijft. De daaropvolgende zwakke schakel is de bassist; Zijn spel is slordig en uitstraling net iets te overdreven. En of je nu een blaar hebt op je vinger of helemaal geen vinger, je mag ook best als oplossing met plectrum spelen. Zoiets vind ik helemaal niet erg. De grote drijfveren van de band zijn de gitarist en de drummer. Naar alle waarschijnlijkheid had de geluidsman toch een aandoening aan zijn oren, want hij wist echt niets te bakken van de gitaarsound. Erg jammer, want zo kwamen de leuke effecten van de gitarist in zijn geheel niet uit de verf. De drummer was niet voor niets onderscheiden met de titel ‘beste muzikant van de avond’. Zijn strakheid en ingenieuziteit bracht de hele band naar een iets hoger niveau. Maar als je naar structuur zocht in de nummers, moest je wel heel goed je best doen. En om nou gedwongen een hele set proberen te letten hoe een nummer opgebouwd is, alleen maar omdat je een review wilt maken, is heel erg vermoeiend. Dit heb ik dan ook bewust niet gedaan en laat ik het bij een tip om misschien meer in een liedjes-stramien te gaan denken.
‘A trip down memory-lane’ met de heren van ‘High Speed Dirt’; Het is jammer dat de band hun set begon met een intro dat geheel niet aansloot op het daarop volgende nummer. Dit is helaas een veel gemaakte fout. Maar al snel stond de band als een huis en rockte OJC Knor op de grondvesten. En inderdaad Vincent, zie luistertest, de muzikanten deden erg hun best te klinken en uit te zien als hun jaren tachtig-/negentig-idolen. De band zal uitermate goed staan in vrijwel elk rock-café wat er bestaat. Vooral de lead-gitarist was een genot om naar te kijken. Maar zijn Gibson en hoge hoed deden me wel aan iemand denken. Hij had een geweldige beheersing van zijn instrument. Ik vind het dan altijd leuk om te zien hoe iemand uitbundig beweegt en quasi gooit met zijn gitaar. Zijn solo’s waren ook erg overtuigend gespeeld. In tegenstelling tot de tweede gitarist van de band. Zijn uitstraling, spel en overtuigingskracht waren aanzienlijk minder. Hij viel voor mij, samen met de drummer, nogal uit de toon van het geheel. De bassist zat weer wel lekker in de sfeer van de band, maar zijn spel irriteerde me mateloos. Hij deed teveel loopjes en het basgeluid, waarde geluidsman weinig aan kon doen, bezorgde me kippevel (in de slechte vorm van de uitdrukking). De zanger legde een lekkere korrel in zijn stem en bracht vol overtuiging zijn partijen. De muziek was verre van origineel maar het rockte wel. En waarschijnlijk ging het daar ook om.
Hoover uit Maastricht mocht de avond muzikaal afsluiten, voordat Michael de beste muzikant van de avond bekend maakte. De band had een bus met Maastrichtenaren meegenomen naar Meterik en dat was ook wel duidelijk merkbaar. Ik heb mezelf gedurende de hele avond al geërgerd aan ‘Beavis en Butthead’ en hun dansjes. Wat kan er vervelender zijn dan twee, of meer, jongens vooraan het podium te hebben staan, die het misschien allemaal wel heel erg leuk vinden, maar dit overduidelijk niet laten merken. Maar dat was nog niet het ergste; De meest onvergetelijke aanblik was de groep meiden met bijbehorend oksel-klem-tasjes die ingehaakt aan het hupsen waren voor het podium. Je moet ze wel meegeven dat ze enthousiast waren, maar het zag er niet uit. Als je dan de Maastrichtenaren kunt negeren en je aandacht bij de band kunt houden, blijkt dat Hoover ongecompliceerde popliedjes speelt. Maar of ‘ongecompliceerd’ nu een compliment is, blijft een vraag. De akkoordenschema’s waren, net als bij ‘Blue Wall’ van een erg laag niveau. Dit maakte de nummers saai en ik kreeg het gevoel te luisteren naar bijna een volledige set met CD-opvullers. De drummer wist me absoluut niet te boeien en deed ook heel weinig moeite de saaie nummers enigszins op te leuken. Hiervan verdacht ik ook de ‘lead’-gitarist (lees: de niet-zanger/gitarist); Zijn solo’s klonken kinderlijk eenvoudig en zijn spel kwam ongeïnteresseerd op me over. Het deed me denken aan hoe Life of Agony al hun solo’s in liet spelen door een andere gitarist. Wat is dan de toegevoegde waarde van zo iemand? Sommige mensen kijken gewoon alsof ze het absoluut niet naar hun zin hebben, of misschien waren het zenuwen. Maar zo ook deze gitarist. De bassist speelde daarentegen wel met een heerlijk gemak, waardoor alle basloopjes als een klokje klonken. Alleen jammer dat hij tijdens het laatste nummer niet in de gaten had dat zijn kabel uit de DI was getrokken. Maar het gemis van een minuut aan bas kon de pret niet drukken. De gitarist vond zichzelf schijnbaar een betere frontman dan het idee wat ik van hem kreeg. Maar als je kiest voor de zekerheid van je gehele vriendenkring uit Maastricht voor het podium te plaatsen, dan wil je soms wel eens stomme dingen roepen. Het ging dan ook geheel aan me voorbij waar dat ‘jazeker’ nou vandaan kwam. Als inside-joke is dit misschien ultiem grappig, maar ik heb het idee dat de rest van de wereld (buiten Maastricht), dit niet begreep. Wat ook erg fout op me overkwam was het bedanken van het publiek. Tja, niet het hele publiek, alleen de mensen die uit Maastricht mee waren gekomen. Ik voelde me dus meteen gepasseerd. Hij bracht zijn zang wel met veel emotie, maar niet overal geloofde ik hem. Als deelnemer aan Nu Of Nooit mag je in je set van een half uur één cover spelen. Met een dubbel gevoel luistere ik bij Hoover naar de afsluiter van hun set, ‘Where’s My Mind’ van de Pixies. Het nummer is eigenlijk te mooi om als afsluiter van een set van Hoover te horen. Niet dat het nummer verkracht werd, maar als iemand de David Fincher versie van het verhaal van Chuck Palahniuk heeft gezien, zal ik hierin gesteund worden.
Al met al was dit een afwisselende avond. Bij iedere band viel wel iets positiefs als negatiefs te vertellen. Maar voralsnog blijft de eerste voorronde de meest interessante. Ik wacht rustig af op de laatste voorronde in Sittard volgende week.
Gezien: zaterdag 28 janurai 2006 – OJC Knor, Meterik
Tekst: Mila Repa
Foto’s: Eva van Oosten
Verslag van de vierde voorronde van Nu Of Nooit
Slechts vier bands in Meterik
Vaals ligt al in een uithoek van onze mooie provincie, maar Meterik is een dorp waar een doorsnee limburger niet komt als je er niet hoeft te zijn. De vierde voorronde van Nu of Nooit werd echter in dit kleine dorpje gehouden in een verbazend nieuwe zaal. Deze avond wel echter met maar vier bands.