Vrijdag 31 oktober, op Halloween, speelt Sea Foam Grey bij de Nobel Award in de Qbus. De Haagse band beukte zich de scene binnen met hun debuut-EP ‘Machine in Flames’: vijf tracks die postpunk, new wave en indie laten samensmelten tot iets ongrijpbaars en eigens.

Alle foto's: Sea Foam Grey tijdens Live in de Loods in de Wibar (2024). Hier Boris Duval.

De titel verwijst naar de gelijknamige documentaire over de Franse actiegroep CLODO, die begin jaren tachtig brandbom-aanvallen uitvoerde tegen overheidssurveillance met computers die toen nog een gebouw vulde. Toen the Internet of Things nog sciencefiction was, vocht CLODO tegen Big Brother — voor privacy. Hoe vooruitstrevend wil je het hebben?

Lullig hartje
In een druk koffiehuis in het Zeeheldenkwartier in Den Haag ontmoeten we Nuno (bas), Boris (zang/tekst) en Ruben (drums). We denken de band nog te kunnen herkennen van hun optreden in De Loods, afgelopen december (lees hier onze impressie). Maar we speuren tevergeefs naar Rubens lange haar, want inmiddels gesneuveld bij de kapper. Gelukkig springen Nuno’s baard en lange lokken ons in het oog. De mannen die zeeschuim kleur willen geven, trotseren hier enkel de cappuccinofoam: niet zout, niet grijs, maar wel met het lullige hartje dat koffie tegenwoordig kenmerkt. Het zet de toon voor een warm, gemoedelijk en bij vlagen komisch ironisch gesprek.

Très français
Zanger Boris blijkt Frans. Hij was het die het verhaal van CLODO en een ruwe versie van het nummer 'Machine in Flames' klaar had toen hij bandmakkers zocht via een Facebookadvertentie: “Muzikanten gezocht voor een bandje […] in de trant van de nieuwe postpunkscene […], meer klassieke/indie rock […] en een vleugje dream pop.”

Nuno en leadgitarist Nick, die er vandaag niet bij kan zijn, reageerden meteen: a band was born! De ironie ontgaat ons niet: een oproep tot oprichting van een pro-privacyband via Facebook, het ultieme anti-privacyplatform. We besluiten het niet te benoemen en vragen ons in plaats daarvan hardop af wanneer Ruben bij de drie gitaarmannen aansloot.

Ruben Kramer (toen nog met lang haar)

Ik heb echt niets met modderig geluid.

Ruben

Modderig geluid
Ruben, die eerst verlegenheid veinsde, pakt de praatstoel en gaat erop zitten: “Nuno zat ook in de doodlopende bluesband waarin ik drumde… Ik heb eigenlijk niets met blues, dus ik stond er wel voor open.” We suggereren dat er weinig meer blues wordt dan deel uitmaken van een doodlopend bluesbandje als je niets met blues hebt. Nuno en Ruben stemmen lachend in, maar sluiten een terugkeer naar de blues toch uit.

Ruben pakt door: “De demo’s die ik kreeg waren van die iele, superstrakke jaren-tachtig-drummachinepartijen.” Terwijl hij dit zegt, druipt de minachting voor drummachines van zijn gezicht. We vermoeden dat de bewuste drummachine tragisch verdronken is in de Scheveningse haven. “Mijn achtergrond is punk (de band CooCoo, red.); ik ben wat meer van het volle geluid.” Zowel live als op de plaat is dat goed merkbaar. Ruben is geen little drummer boy. Ook gaat hij niet los met volle, vette Def Leppard-drums. Droog, laag gestemd, bijna doodgedempt — dat is zijn kenmerkende geluid: “Ik heb echt niets met modderig geluid.”

Het is duidelijk wat Ruben meebrengt. De basis ligt echter bij Boris. Hij nam het initiatief voor de band en schrijft ook de nummers. De emo-ontmoet-maatschappijkritiek-vibe die postpunk in de breedte kenmerkt, geldt ook voor zijn songs. Met lichte Franse tongval: “Ik hoor vaak dat mijn stem tussen die van Ian Curtis (Joy Division, red.) en David Byrne (Talking Heads) ligt. Ik denk dat onze muziek dat misschien ook doet.” Boris benadrukt echter dat dit maar voor een klein deel uit hem komt: “Ik leg enkel een basis, vooral de tekst. Zie het als tien procent. De rest is de band, zijn wij.” Een bescheiden zanger-songwriter —een niet veel voorkomend profiel.

Nuno Rijken

Postpunk is voor ons meer een point of entry, een grabbelton, dan een consistente stijl.

Nuno

Killers
“De kleur van de band is wel echt ons,” sluit Nuno aan. Hij ging destijds als eerste aan de slag met het ruwe materiaal van Boris. “Ik probeer zowel ritme als melodie te brengen.” Gevraagd naar een voorbeeld: “Je hoort het goed op ons nummer ‘Suspension’, waar ik een tegenmelodie neerleg.” Ruben, resoluut: “Zonder de bas van Nuno is daar geen nummer.” Boris, de eeuwige bescheiden zanger: “Die bas in ‘Suspension’ is belangrijker dan de zang.”

Maar wat is die kleur van de band dan, in eigen woorden? “Postpunk,” zegt Boris zonder al te veel overtuiging. We vragen dus maar door. Immers, de duidelijke Talking Heads-invloeden wijzen net zo goed op new wave. De strakke, opzwepende drum die de zang van Boris lijkt op te jagen, doet denken aan zowel Simple Minds als de vroege Killers.

Boris: “Nu ja, we zijn wel maatschappijkritisch, technokritisch.” Nuno: “Het is voor ons meer een point of entry, een grabbelton, dan een consistente stijl. Eerlijk gezegd, ‘Jenny Was a Friend of Mine’, van The Killers. is voor mij inderdaad wel een toetssteen voor een goede bas.” Ruben: “Jaaaa, The Killers! Dat was voor mij het ijkpunt voor de drums op onze EP ‘Machine in Flames’. Vooral ‘Mr. Brightside’, waar de muziek op je linkeroor begint, de drum op rechts erbij komt en dan — boem — klapt het bij elkaar.”

Fucking hard
Om af te sluiten vragen we de band om wat arrogantie te tonen, of noem het zelfvertrouwen. Van alle bands, waarom zouden publiek en jury juist hén tot winnaar uitroepen?

Nuno: “Nick is hier nu niet, maar hij is ons hoofd communicatie, waardoor we een superleuke interactie hebben: pure postpunk improv!” Ruben kijkt meewarig naar Nuno, is even stil en zegt dan: “We zijn gewoon fucking hard!”