Een goed voorbeeld van het Cross-linx concept is de openingsshow van de Deense band Efterklang. Op uitnodiging van het festival gingen ze een samenwerking aan met de IJslandse componist Daniel Bjarnason. Op het podium van de grote zaal in de Oosterpoort staat een imposante verzameling instrumenten opgesteld. De toch al zevenkoppige liveband Efterklang is voor deze gelegenheid aangevuld met een ensemble van acht Nederlandse blazers en een percussionist, gezamenlijk onder de naam Their Messing Orchestra. Ook componist Bjarnason neemt plaats op het podium achter een Rhodes piano en dirigeert gedurende het concert nog af en toe het ensemble.
Ondanks de grote bezetting weet Efterklang het muzikaal behoorlijk subtiel te houden. Naast werk van hun laatste plaat Magic Chairs spelen ze ingetogen bewerkingen van onbekendere nummers. Het is zeker niet foutloos, hier en daar spelen band en ensemble zelfs uit de maat, maar er broeit echt iets creatiefs op het podium. Iedereen staat met een grote dankbare glimlach op het podium. Een sterke opening, geheel in de filosofie van het festival. Als dank maakt het hele gezelschap tijdens het laatste nummer nog een muzikaal ererondje door het publiek.
In de kleine zaal doet de Canadese Owen Pallett het tegenovergestelde. Hij zoekt de grens tussen klassiek en pop juist helemaal in zijn eentje op. Met zijn zang, viool, synthesizer en (misschien wel het belangrijkste) sampler bouwt hij zijn nummers zorgvuldig op. Bij Owen Pallet is gekozen om een intiemere setting te creëren in de kleine zaal door de Canadees niet op het podium, maar midden in de zaal te zetten met het publiek er zittend omheen. De belangstelling is echter zo groot dat de zaal uitpuilt van publiek en er bij ingangen geduwd wordt om een glimp van Pallett op te vangen. Zelf speelt hij onverstoord en foutloos nummer na nummer van zijn album Heartland. Zo perfect zelfs dat het bijna saai wordt.
Daarna verzamelt het overgrote deel van het publiek zich al bij de gesloten deuren van de grote zaal om een goed plekje te bemachtigen voor de show van The National. Waarschijnlijk hebben veel van deze bezoekers de bijzondere Music Mining sessies gemist die deze avond elders in het gebouw plaatsvonden. Voor deze zeer kleinschalige optredens moest je een van de Cross-linx medewerkers met helm volgen naar een uithoek van de Oosterpoort.
Zo zat achter in de werkplaats tussen de houtzaagmachines de jonge Britse cellist Peter Gregson verstopt. Daar speelde hij onder toeziend oog van (wederom) componist Daniel Bjarnason het stuk Bow To String voor nog geen vijftien man publiek. Twintig minuten klassiek die ademloos voorbij vlogen, met zachtjes op de achtergrond het gestommel van de rest van het festival.
Toch wel opmerkelijk is dat hoofdact The National eigenlijk de enige band is die een traditionele show speelt. Zeker aangezien gitarist Bryce Dessner een van de initiators is van het Cross-linx festival. Op allerlei andere manieren is hij wel betrokken bij samenwerkingen, maar The National speelt vanavond als ‘normale’ band. Niet dat The National enige opsmuk nodig heeft, hun live-act staat al jaren als een huis. Na veel geduw en getrek is de grote zaal gevuld en The National levert wat van ze verwacht wordt. Vooral de oude, ietwat manische, nummers blijven boeien, alhoewel het merendeel van het publiek de band zal kennen van hun laatste toegankelijkere plaat High Violet. De band is opgewekt en knalt anderhalf uur lang van het podium, ondersteund door live visuals. De doorgaans erg sombere zanger Matt Berninger springt op het eind zelfs het publiek in.
Cross-linx heeft dit jaar eigenlijk een luxeprobleem. Met The National als hoofdact zitten de zalen in alle vier de steden vol. Een breed publiek dus om in aanraking te brengen met hun concept. Het gaat helaas wel ten koste van het intieme karakter van het festival.