Marcus Miller speelde Tutu nog eens door

En Miles zag dat het goed was

André Eggens (foto's) ,

Eén van de beste bassisten te wereld, staat vanavond in de Oosterpoort om samen met een stel jongelingen de muziek van het grootse Miles Davis’ album Tutu te ‘herontdekken’

En Miles zag dat het goed was

Laatst sprak ik iemand over jazz. Hij zei: ‘het enige dat mooi is aan die muziek, is dat de muzikanten schijt hebben aan het publiek’. Hem had ik achteraf graag meegenomen naar het concert van bassist Marcus Miller in de Oosterpoort. Want niet alleen was de muziek geweldig; er was ‘zowaar’ contact met het publiek. Miller waardeerde zichtbaar de luisterende oren die de zo goed als uitverkochte (kleine) zaal vulden. Bovendien deelde hij met ons een verhaal, over hoe hij als 21-jarige studiomuzikant in New York, de eer kreeg om mee te spelen bij een studio opname van de enige echte Miles Davis. Maar dat hij uiteindelijk maar twee verschillende noten hoefde te spelen. Wat hij overigens wel goed moet hebben gedaan, want sindsdien is hij voor een tijd lang dé rechterhand van Miles geweest en heeft hij mee mogen werken op het fameuze Milesalbum Tutu.

Dit album, Tutu, fungeerde vanavond als rode draad - de tour heet dan ook: ‘Tutu revisited’. Miller wil naar eigen zeggen met jonge muzikanten -‘most of the guys here were just kids when Tutu came out ’ - de muziek van dit album ‘herontdekken’. Net als Miles die de jonge Miller ooit een kans gaf, geeft de inmiddels 50-jarige Miller nu de twintigers, Alex Han (saxofonist), Christian Scott (trompettist) en Robert Bruner (drummer) een kans.
Een mooie weerspiegeling daarvan is waarneer Marcus Miller zijn basgitaar inwisselt voor een basklarinet om met de saxofoon van Han een muzikaal ‘gesprek’ aan te gaan. De lage tonen van de basklarinet klinken als de wijze oude man en de hoge schelere tonen van de sax als die van een ijverige leerling. Het is de taal van de muziek in zijn volle glorie.

Ook de rest van de avond is geslaagd. Het publiek krijgt een mooie herziene versie van Tutu te horen met de nog altijd virtuoze bas manoeuvres van Miller en het eveneens briljante spel van een stel talenten. De melodieën die Han en Scott uit hun saxofoon en trompet weten te halen is ongekend. ‘Reïncarnaties van Charlie Parker en Miles Davis is te lovend, maar fenomenaal is niet overdreven. En ook de jonge Bruner kan spelen. Bij zijn solo zijn de drumsticks niet meer te zien en lijkt het alsof het toestel een plaatselijke aardbeving ondergaat, tien op de schaal van Richter.

Al met al een geweldige avond, waarbij alles uit Tutu is geperst wat er uit te persen valt. Als Miles Davis vanaf zijn wolk had gekeken, zou hij hebben gezien dat het goed was.