De rijkdom van ‘roots’ op de Rhythm and Bluesnight

15e editie van het Groningse bluesfestival muzikaal zeer geslaagd

Jurgen Tiekstra, ,

Misschien had de Rhythm and Bluesnight beter de Rhythm and Rootsnight geheten. De laatste vlag dekt de lading van het festival adequater. Editie 2005 kende een ontegenzeggelijk rijke line-up. Een zeer geslaagde nacht.

15e editie van het Groningse bluesfestival muzikaal zeer geslaagd

De naam ‘Rhythm & Bluesnight’ moet de bezoeker niet al te letterlijk opvatten. Gezien de variëteit van de achttien bands op de 15e editie van het festival, dat in De Oosterpoort plaatsvindt, lijkt het beter de vrijblijvendere term ‘roots’ te hanteren. Dat vindt gitarist Rudy Lentze ook als hij samen met mede-gitarist René van Barneveld de avond sfeervol opent in de intieme Binnenzaal. Prompt zet hij een nummer van jazzpianist McCoy Tyner in. Lentze en Van Barneveld speelden in hun leven meestentijds popmuziek, respectievelijk in het Groningse Whipster en Urban Dance Squad. De huidige samenwerking ‘doen ze erbij’. Ontspannen brengen ze dan ook hun coverreportoire, in het arrangement van bedaard bespeelde, galmende Gibsongitaren. Lentze zingt er af en toe bij, zich verontschuldigend voor zijn schorre stem. Van Barneveld gaat na verloop van tijd eens achter de pedal-steel zitten. De jonge, Nederlandse, bluesrockband The Strikes heeft dan meer geldingsdrang. De ritmesectie stampt log voort, terwijl de 20-jarige gitarist Jimmy Stringbreaker heel behoorlijke, vuige solo’s laat horen. De rest van de tijd spuit frontman Big Pete zijn stoeremannenteksten of heft hij de betatoeëerde bovenarmen om zijn mondharmonica te doen snerpen. Het klinkt allemaal goed, maar het stramien is snel bekend. De oudgedienden van The Fabulous Thunderbirds, die vervolgens in de grote zaal opkomen, opereren in hetzelfde truckersgenre, maar zijn ritmisch interessanter. Bovendien hebben ze de vrolijk pingelende, rondbuikige pianist Gene Taylor, ooit lid van Canned Heat, in de bezetting. Alleen al voor het plaatje is hij een aanwinst. De zwarte zangeres Ruthie Foster is van een heel andere orde. Zelf gitaarspelend en ondersteund door een bassist en percussionist, etaleert ze haar ongelooflijke vocale capaciteiten. Haar blues- en folkliedjes zijn braaf en traditioneel, maar als ze haar stem aan het werk zet, heeft ze de toch al overenthousiaste zaal in haar ijzeren greep. Ze is er niet vies van te koketteren met haar talent en biedt het publiek een keur aan stemcapriolen. Tussen de nummers door brengt ze haar positieve boodschap van gelijkheid en zelfbewustzijn. Ook schetst ze voorafgaand aan de cover ‘Walk On’ de vroegere gang van zaken in de black church in haar geboorteplaats: ze imiteert de oude vrouwtjes die door de Geest geraakt de meest geëxalteerde noten uitzingen. Als de zaal na het toegestane uur leegstroomt, steken verschillende bezoekers de vingers in de oren. In de aangrenzende hal is het negenkoppige White Cowbell Oklahoma met hun intimiderende ZZ Top-rock begonnen. De Canadese band speelt op maximaal volume zijn meezingbare southern rock, maar geeft de show prioriteit. Drie van de vier gitaristen werpen smerige blikken in de zaal, terwijl ze vette rockposes aannemen. De vierde, boomlange en ruig behaarde gitarist bespeelt stampend, met een brede grijns en truckerspet op, zijn dubbele gitaar. Het negende bandlid slaat enkel op zijn cowbell, behalve wanneer hij de zware riffs onderstreept door met een slijptol de vonken van zijn percussie-instrument te doen springen. De drummer van het trio G. Love and Special Sauce heeft ook een koebel, maar dan bevestigd aan zijn drumstel, waarop hij lachend de relaxte ritmes tikt die zo kenmerkend zijn voor de lome blueshiphop, waar de band befaamd om is geworden. Frontman G. Love speelt, gezeten op een laag klapstoeltje voor op het podium, met Nike’s onder zijn slecht zittende pak, heerlijke gitaarlicks. De kleine Jimmi Jazz sluit de sound sterk af met zijn partijen op de contrabas. De grote zaal is bij lange na niet vol tijdens het optreden van deze headliner. De band verveelt in het uur echter geen moment met z’n ontspannen en wendbare muziek. Opmerkelijk is dat het gros van het publiek eerder warmloopt voor een geijktere band als The Fabulous Thunderbirds, dan voor een bezetting met een originele kijk op het bluesgenre. Het is later ook te merken tijdens het optreden van de Blues Explosion. Eerst spelen nog de jonge rootsrockers van de Drive-By Truckers in de foyer. De band maakt ietwat weemoedige alt.country, in de lijn van Slobberbone en Two Cow Garage. De muziek is nadrukkelijk ongeschoold en ongepolijst. De jonge band speelt zonder dynamiek op volle sterkte zijn melancholie van zich af. Geen van de drie zangers kan werkelijk zingen en niemand zal een examen halen op zijn instrument, maar integer is het wel. Het is even oprecht als de houthakkersoverhemden die de leden aan hebben. De Drive-By Truckers zijn niet indrukwekkend, maar doen je bedachtzaam in je glas bier kijken. De band van frontman John Spencer, Blues Explosion, slaat je echter met elke vuige riff in het gezicht. De garagerock van het drietal, twee gitaristen en één drummer, stopt, begint weer, stopt, en begint weer. Elke pauze is te kort voor het publiek om te applaudiseren. Een uur lang schreeuwt de smalle, hyperactieve John Spencer zijn Elvis-vocalen in de microfoon, waarbij druppels speeksel door het licht vliegen. De bluesrock van het trio is uniek. Uniek in zijn rijkheid, energie en klank. De band stapelt climax op climax, waardoor het de toeschouwer duizelt en de zaal bovendien bij het aangaan van de lampen niet bijster gevuld meer blijkt. Dat de programmeurs van de Rhythm and Bluesnight de invulling breedgetrokken hebben naar de noemer ‘roots’ mag een zegening heten. 2005 was een ongekend goed jaar voor het festival, met acts van steevast een hoog niveau. De relevantie van deze muziek is voor lange tijd weer bewezen.