The Redneck Manifesto is van zichzelf erg bijzonder

Een verhalend universum van bonte klanken

Richard van Dellen, ,

Donderdag stonden er twee postrockbands in Vera: het Rotterdamse Mono en het Ierse The Redneck Manifesto. Kwam de eigenzinnige funky rock met 'post-invloeden' van Mono wat langzaam op gang, de Ieren overdonderden vanaf de eerste tonen. Geen wonder, het was St. Patrick's Day.

Een verhalend universum van bonte klanken

Op deze avond in Vera was het goed mogelijk je te vergissen. Want als je Mono op de bill ziet staan, denk je in eerste instantie aan de Japanse postrockers. En als je dan weet dat The Redneck Manifesto zich in hetzelfde genre beweegt, kun je best denken aan een avondje intense postrock. Of er van die verdwaalde schaapjes aanwezig waren, is niet zeker. Wel is zeker dat, als ze er waren, ze aangenaam verrast zullen zijn geweest door het Nederlandse alternatief van hun Japanse helden en de Ierse headliner. Het etiketje ‘postrock’ is best op het Rotterdamse Mono te plakken. Ook zij spelen nummers met eigenzinnige structuren die erg op sfeer en intensiteit gericht zijn. Ze zoeken het alleen niet in langgerekte soundscapes, maar in een eigenzinnige funky rockstijl. Hun debuutalbum ‘No Can Dance’, dat in december uitkwam, geeft een beeld van de muziek die de drie mannen al jaren live spelen. In Vera ging ze dit ook erg goed af. In het begin leek Mono nog op gang te moeten komen. Het eerste nummer werd minder intens en strak gespeeld dan op het album. Hierna kwam de trein op gang, om niet meer te stoppen. De band wisselde nummers van het album af met opvallend veel nieuw materiaal. Allemaal droegen ze het stempel dat we goed kennen van mede-Rotterdammers Feverdream: hoekige rock met invloeden uit jazz en emocore. De cleane zang van Bart Hoevenaars gaf een dreinerig gevoel mee, dat mooi afstak tegen de onstuimige muziek. Het hoogtepunt was een ballad, waarbij de drummer als tweede zanger fungeerde. Met minimalistische muzikale omlijsting liet dit de kern van Mono zien: gevoel verpakt in eigenzinnige rock. Dat het voor de heren van The Redneck Manifesto een feestelijke dag was, was nog niet te merken. Tot de bassist ons ‘happy St. Patrick’s Day’ toewenste. Dat maakt zo’n optreden toch iets bijzonderder, en dat nog voor er gespeeld is. Wat dat betreft was dat beetje extra onnodig, want The Redneck Manifesto bleek van zichzelf erg bijzonder en vooral erg briljant. Sinds hun laatste release, ‘I Am Brazil’, is de band uitgebreid met een vijfde lid. Deze toetsenist/percussionist was net zo onopvallend als de rest. Het zijn namelijk allemaal doodnormale jongens die je op straat zo voorbij loopt. Met uitzondering van de bassist dan. Die kleine lookalike van Roger Daltrey of Sylvester Stallone eiste met zijn hyperactieve gedrag de meeste aandacht op. En dat terwijl zijn basspel niet eens de hoofdfactor was in de onvergelijkbare postrock van The Redneck Manifesto. Dit was vooral het gitaarspel. De twee gitaristen waren opvallend goed op elkaar ingespeeld. De prachtige riedeltjes die zij speelden, draaiden en cirkelden om elkaar heen om weer perfect getimed samen te vallen in even hartveroverend mooie akkoorden. Het was moeilijk om vat te krijgen op de stijl van The Redneck Manifesto. Het ene moment hoorde je een stuiterende riff die op een onverklaarbare manier weer overging in prachtige, vrolijke melodieën die de lente wel uit haar schuilplaats moesten lokken. De variatie in geluid werd met zo’n soepelheid gespeeld en in zulke bijzondere structuren gevat, dat je niks anders kon doen dan met een open mond van verbazing en bewondering toekijken. The Redneck Manifesto sleepte iedereen mee in hun verhalende universum van bonte, afwisselende klanken. De mooie toegift was eigenlijk nog onnodig na het overweldigende slotnummer van de set. Op dat moment hadden ze iedereen al overdonderd achtergelaten.