Gitaar van Mark Tilstra hangt al jaren in de wilgen

“Boegies groeiden van verveling uit tot volksvermaak”

Peter van der Heide, ,

3voor12|Groningen start vanaf vandaag met een reeks artikelen waarin het geschiedsboek van de Groninger popmuziek afgestoft geopend wordt. Dit eerste artikel gaat over Mark Tilstra, gitarist van de Boegies en daarna Dandruff!. Hij heeft de muziekwereld vandaag de dag vaarwel gezegd en richt zich op zijn dochtertje en Tafeltje Dek Je.

“Boegies groeiden van verveling uit tot volksvermaak”

Met De Boegies beleefde Mark Tilstra in de jaren tachtig de tijd van zijn leven. “Dronken idioterie”, noemt hij het nu. “Wat begon uit verveling, groeide uit tot volksvermaak!” Tegenwoordig raakt Tilstra, de veertig gepasseerd, zijn gitaar niet meer aan. Na Dandruff!!, de punkpopband waarmee tot 1998 bescheiden het succes van De Boegies werd overgedaan, werd het muzikaal stil rond de in Eelde opgegroeide Tilstra. Al jaren brengt hij maaltijden rond voor Tafeltje Dek Je en sinds twee jaar is hij de trotse vader van dochtertje Samaría. “Toen wij begonnen, was de punk hier nog niet geweest. Tenminste niet in Paterswolde. En ook in Groningen was punk nog niet doorgedrongen. Daar liepen toen maar vijf punks rond, met Frank Scholtens en mij er bij zeven. Wij waren de enige twee punks op het Zernikecollege aan de Helperbrink.” Dat het concert van de Sex Pistols in Huize Maas uitverkocht was, kon Tilstra dan ook niet geloven. “Raar, er waren immers maar vijf punks in de stad!” Hij herinnert zich het eerste optreden van De Boegies nog goed. Dat vond plaats in Simplon, in 1980 samen met Parkhof in Alkmaar hét punkbolwerk van Nederland. Als trio gingen ze het podium op: Frank als zanger en bassist, Hein Doeglas op drums en Tilstra zelf op gitaar. Met de komst van Eddy Huizing (alias Speedy, Piepke of Mouse) kreeg de definitieve bezetting in 1982 vorm. “We konden ons geen betere frontman wensen, hij leidde de aandacht af.” A-mineur bleek uiteindelijk het favoriete akkoord. “We maakten vrolijke nummers met mineurakkoorden! Vrolijke refreintjes en meerstemmige zangkoortjes, in de stijl van de Buzzcocks.” Een barré, daar deden ze, zeker in het begin niet aan. Spelen leerden ze gaandeweg. Door veel te repeteren en samen te spelen. Solo’s waren uit den boze: “Hardrock vonden we verschrikkelijk, die solo’s van vijf minuten! Nu kan ik ook wel zeggen dat ik het gewoon niet kon. Pas op onze derde plaat speelde ik eens een loopje. Ik trilde altijd door de drank, ik kon de snaren niet eens uit elkaar houden.” De ska en polka gingen vervolgens uitstekend samen met de vanuit de punkgedachte gespeelde muziek. Zolang het maar feest opleverde, was het goed. “Er waren altijd wel muggenzifters die zeiden: die lui kunnen helemaal niet spelen. Maar ik heb perfectie nooit mooi gevonden, dat is zo saai. Je moet wel wat kunnen ouwehoeren tijdens het spelen. Met Lallend Ten Onder, onze grote hit uit de begintijd, werd pretpunk geboren. Soms speelden we het nummer wel drie keer in de toegift.” In 1982 kwam ook de hardcore punk opzetten en dat vonden de pretpunkers niet leuk. “Het was niet meer gezellig. Je kreeg toen het onderscheid tussen feestpunks en knokpunks.” In 1984 verscheen het debuut Wij Zijn Zwijn. De piek kwam met opvolger, Parels Voor De Zwijnen. De VPRO adopteerde de klassieker Mèh die regelmatig op woensdagmiddag op de radio werd gedraaid. En in het televisieprogramma Jonge Helden van Daan en Willem Ekkel werd ook aandacht aan de Groningers besteed. Kees van Kooten bestempelde Mèh ooit als een hoogtepunt in de anarchopoëzie. In 1986 eindigden De Boegies als derde in de top 100 van dat jaar, na Elvis Costello en The Ramones. Tien jaar hielden De Boegies het uiteindelijk vol, toen was de koek op. Na Zwijnen Bij Candlelight (1988), A Terrible Swine Disease (1989) en Tien Jaar Zwijnen Live volgde in juni 1990 het afscheidsoptreden in de Groninger Oosterpoort. Speedy koos voor vriendin en zijn werk en even overwogen de overige Boegies (bassist Maarten Bruining, Doeglas en Tilstra) nog een andere zanger te zoeken. “Gelukkig is dat niet doorgegaan, we waren gedoemd te mislukken na het vertrek van Speedy. Ik heb er ook geen spijt van dat we toen gestopt zijn. Anders waren we nu een tweede Normaal geweest.” “In Groningen voor eigen parochie optreden was altijd het ergste. Daar had het publiek dan zoiets van: laat maar eens even zien dan!”, aldus Tilstra, zelf programmeur van Simplon (tussen 1984 en 1988, “ toen de belangstelling voor punk terugliep”). Het begon toch weer te kriebelen en begin jaren negentig hing de toen nog met bakkebaarden uitgedoste Tilstra de gitaar weer om de nek en startte Dandruff!! “Een betere band, maar niet leuker”, zegt hij er nu over. “Maar het gaf me wel een kick in een goede band te spelen. Dat was smullen. Maar ook moeilijker.” Ondertussen was de sociale dienst moeilijk gaan doen. Vijftien jaar had Tilstra zich de overheidsinstantie van het lijf kunnen houden, maar in 1993 wilden ze hem aan het werk hebben. “Een computercursus? Dat nooit!”, dacht Tilstra. Het arbeidsbureau dacht aan een baan in de muziekwereld. “Maar ik wilde juist iets doen dat niets met muziek te maken had. Desnoods werd ik verkoper bij Cristine Le Duc. Maar wie wilde mij nou hebben, iemand met havo, een rijbewijs en bakkebaarden tot in de nek?” Het kwam allemaal goed, al zorgden de bezuinigingen vorig jaar voor onzekere tijden bij Tafeltje Dek Je. Tilstra is tevreden met het leven dat hij nu leidt. Hij geneert zich niet te bekennen naar Dido te luisteren. En naar Griekste eilandmuziek zoals van Nisiótika. De muziekwereld was hij toch al zat, hij was er klaar mee. “Ik heb nu de verantwoordelijkheid voor mijn dochtertje en heb een heel ander leven.”