‘Gimme Indie Rock!’ van Sebadoh was één van de underground-hits van de jaren ‘90. Een fijne meebruller met een killer-riff, die destijds voer voor discussie was onder de fans. Was het een lofzang op een nieuwe generatie rockbands? Of was het een trap na van Lou Barlow, Sebadoh’s belangrijkste songsmid, richting Dinosaur Jr., de band waar hij nou niet bepaald in harmonie mee brak? Misschien was het ook wel iets anders.
Barlow was een cynicus. Hij mocht de boel graag een beetje opfokken, vooral als-ie teveel Dinosaur-shirtjes op de eerste rij zag, zoals destijds in Vera. Barlow had hits voor twee uur, maar wilde geen hitfabriek zijn. Met z’n brilletje en krulletjes voor z’n ogen schiep hij afstand en vond dat ook goed. Maar de slacker-generatie herkende zich in anti-helden en dus werd Barlow –tegen wil en dank- er eentje. Volgens mij is ‘Gimme Indie Rock’ dan ook een voorbeeldje van ’s mans cynisme. Rond 1990 was de grote stortvloed aan muziek namelijk begonnen. Jan en Alleman pakte een gitaar op, om in navolging van bands als Pavement, Pixies, Sonic Youth en Barlow’s eigen Dinosaur Jr. en Sebadoh op zoek te gaan naar het grote geld en/of de perfecte popsong. Tientallen labels begonnen tientallen bands uit te brengen. Hometape-apparatuur werd het oefenhok ingesleept en er werden honderden, duizenden liedjes uitgepoept. De 4- en 8-sporenrecorders werden steeds beter en goedkoper en het scheelde bemoeizuchtige producers. Indierock, als in independent rock, als in onafhankelijk van de biz geproduceerde muziek, werd de verzamelnaam. Maar ook termen als collegerock, hometapersmuziek, lo-fi, losercore, gitaarrock en slowcore doken op in een poging nog iets van orde in de chaos aan te brengen.
Hier in Nederland hebben we –een handvol freakende liefhebbers daargelaten (count me in!)- nooit echt begrepen wat er daar in Amerika aan de hand was. Zo af en toe dook er een Pavement, een Yo La Tengo of een Guided By Voices op om een rimpeltje in onze popvijver te maken. Maar in het land waar zo’n 500 college-radiostations 24 uur per dag hun zendtijd vullen was het bal. En waar veel van is, daar slaat de inflatie toe, daar verliest muziek (ja, ook muziek) haar waarde. Toen Barlow “just gimme indierock!” zong was bij hem dat punt volgens mij bereikt. “I’m just fed-up with indierock” had te simpel geklonken, er moest natuurlijk nog wel wat te raden overblijven…
Als Barlow in 1991 inderdaad cynisch was over de vloedgolf aan nieuwe muziek, hoe zou hij zich nu dan voelen? De ongelooflijke berg nieuwe bands wordt alleen maar groter. Nu iedereen de wereld aan muziek in huis kan halen met de computer is het hek helemaal van de dam. Barlow zelf doet met The Folk Implosion ook nog wel eens wat, net zoals er nog steeds bands zijn die indierock maken. Benjamin B. is er daar eentje van.
In de tweede helft van de jaren 90 maakte Benjamin B. twee platen bij Excelsior, het Nederlandse indierock-label bij uitstek. De band was in goed gezelschap van Nederpoptoppers Ceasar, Darryll-Ann en Johan. Excelsior was bovendien een label met connecties, organisatie en power. Een paar duizend verkochte exemplaren gingen er van hun platen over de toonbank. En dat zijn veelzeggende cijfers in dit verband; een obscure punkband uit 1978 lacht om dergelijke aantallen, maar 20 jaar later deed je dan – in een tijd met misschien wel honderd keer zoveel muziek - leuk mee. Sebadoh zelf bijvoorbeeld verkocht in de Benelux niet veel meer. Anno 2004 is het met de verkoopcijfers voor de gemiddelde band nog slechter gesteld. Het aantal releases stijgt nog steeds, en een stuk of 500 plaatjes verkopen is al een prestatie. Je zou ze dus voor gek verklaren, die Benjamin B. jongens uit stad en ommeland, die meenden na een tijdje van het toneel verdwenen te zijn hun come-back te moeten maken.
Want waar doe je het tegenwoordig allemaal voor als je carrieremogelijkheden zo beperkt zijn? Je kunt je ziel gaan verkopen door je over te geven aan de wetten der popbiz. Dan maak je platte rock, met Nederlandse teksten. Of je kauwt formules uit in naam van de herkenbaarheid. Je maakt gebruikt van pathos en grote gebaren, van een hippe styling en een flashy clipje met slowmotionbeelden. Dan lik je jezelf in recordtempo naar boven. Dan doe je allemaal dingen die Benjamin B. dus niet doet. Dat bleek bij de CD-presentatie van ‘Tired Of The Moon’ (uitgebracht bij Livingroom Records), afgelopen zondag in Vera. Dan doe je het gewoon voor de muziek, zo bleek. Rustige nummers werden afgewisseld met up-tempo rockers. Er werd gewisseld van instrumenten, want Benjamin B. houdt wel van een toetertje of een belletje die de liedjes net dat beetje extra moeten geven. En verder gouden melodieën, pakkende riffs en een raak geplaatste break. Met zanger Phibeau Scholten heeft het bovendien iemand in huis die de kar trekt. Vlekkeloos Engels –altijd prettig bij NL-bands- en een mooi stemgeluid. Vooral in de rustige nummers, want als het heftig wordt (nooit te) moet-ie wat knijpen en dan wordt het soms een maniertje. Het kan verder allemaal nog wat meer sprankelen, zoals bijvoorbeeld Pavement dat kon zonder daarbij iets van hun nonchalance te verliezen. Maar de doorstart van Benjamin B. heeft wat mij betreft genoeg toekomst, ook al gingen talloze indierockers ze in het verleden al voor. Gimme Indie Rock? Nou, nog een keertje dan.
Benjamin B. presenteert haar nieuwe album Tired of the Moon
Gimme Indie Rock: de potentievolle doorstart van Benjamin B.
‘Gimme Indie Rock!’ van Sebadoh was één van de underground-hits van de jaren ‘90. Een fijne meebruller met een killer-riff, die destijds voer voor discussie was onder de fans. Was het een lofzang op een nieuwe generatie rockbands? Of was het een trap na van Lou Barlow, Sebadoh’s belangrijkste songsmid, richting Dinosaur Jr., de band waar hij nou niet bepaald in harmonie mee brak? Misschien was het ook wel iets anders.