Het zonnetje schijnt als nooit tevoren en er wordt gezellig nageouwehoerd op het dak van de boot die ons terugbrengt naar de wal. Terug naar alle dagelijkse beslommeringen en het werk dat ligt te wachten. Mijn laatste nacht op Terschelling heb ik, om een beetje mijn achterstand in te halen, bijna veertien uur geslapen. Midden in de nacht werd ik nog even wakker van zeer heftig onweer. Het donderde zwaar en ik hoorde grote hagelstenen op mijn kiosk vallen, mijn huisje daar boven op die hoge duin bij de zee: een prachtdoelwit voor een inslag. ‘Da’s nog nooit gebeurd’, stelde de paviljoenhouder mij de volgende dag gerust. Het was dus ook niet gebeurd. Ik was zelfs te moe om mij hier ongerust over te maken.
Van vrijdag tot en met zondag heb ik bijna continu staan draaien. Op donderdagavond had ik even tijd over voor een rondje langs de strandpaviljoenen waar ze dit jaar ook iets aan dance deden. Bij Joost in Kaap Hoorn was het weer rustig, mannetje of vijfenzeventig en bij Flang in Oosterend leek het haast een uit de hand gelopen personeelsfeestje. Ondanks de weinige bezoekers wisten ze er met de muziek van DJ Esther uit Utrecht evenwel toch weer een uitgelaten boel van de maken. Eigenaar Flang is namelijk niet alleen wereldkampioen snertkoken, hij is ook een eersteklas entertainer en gangmaker. In Heartbreak Hotel is het altijd feest.
Vrijdag hadden wij DJ Mason, een opkomende DJ die overal ter wereld draait, aldus zijn management. Daarbij speelt hij elektrische viool en dat deed hij eerder ook met mensen als Tiësto. Ik heb dit maar niet in de promotie heb gegooid want dan zou je weer mensen kunnen krijgen die zoiets verwachten, terwijl Mason veel leuker draait. Daarna maakte ik het af met een voor BALLYHOO in de BRANDing vrij housy setje, waar het publiek wel voor ging. Ik werd eigenlijk een beetje meegezogen in een sfeer die anders was dan wat ik zelf graag wil bij de Branding. Het was een innerlijk conflict tussen de organisator in mij, die een bepaald idee heeft over hoe het moet zijn, en de DJ, die reageert op het publiek en het moment. Maar voor één vrijdagavond was het helemaal niet erg en de rest bewaren we gewoon voor de zaterdag, de bonte avond waarbij veel hitjes van de Oerolweek weer aan bod moeten komen.
Eigenlijk beleefde ik mijn hoogtepunt die dag bij wat het lulligste moment behoort te zijn bij zo’n festival: het wachten op een voorstelling. Omdat het motregende was het namelijk niet helemaal duidelijk of het door zou gaan. En Styx was nou juist het enige dat ik echt heeeel graag wilde zien. Na een half uurtje wachten en ouwehoeren met de Oerol medewerkers richtte ik mij tot het publiek en schreeuwde ik: ‘Volk! Morren!!!’. Ik verveelde me en vond het wel grappig klinken. Eerlijk gezegd denk je na zoveel dagen festival niet meer na en doe je maar wat. ‘Morren, morren!’, hitste ik, en het werkte ook nog! Ongelofelijk. Het leek wel een scène uit Monty Python’s The Life Of Brian. En toen ik een paar minuten later schreeuwde dat het wel weer genoeg was, hielden ze gedwee op. Misschien dachten ze wel dat ik onderdeel van de act was.
Vanuit de verte kwam een delegatie van het eilandje afgelopen, waar de voorstelling zou moeten plaatsvinden. Die liepen er somber bij, dat voorspelde weinig goeds, en weer had ik het volk in vijf seconden aan het morren. Alleen het woord al, ‘morren’. Heerlijk, om daar zo een beetje te staan ouwehoeren. Styx was weer erg goed, maar minder indrukwekkend dan twee jaar geleden.
De volgende dag moest ik om twee uur alweer op het Groene Strand draaien, waar ook de grotere bands optreden. Dat was weer heerlijk, met dat prachtige uitzicht over het wad. Daarna snel terug naar Midsland om na de voetbalwedstrijd mijn beamer op te halen en vervolgens even een tukje in mijn kiosk om op adem te komen. En de set die ik inzette na het verdienstelijke draaien van DJ Loeki en DJ Itchy (zo had ik begrepen) liep heerlijk en brouwde een relatief vrolijk einde aan onze bonte avond. Alles was smooth verlopen en iedereen was tevreden. Vele bedankjes bij het weggaan en blije gezichten. Wat kan het leven toch mooi zijn. Een paar mensen van de Ballyhoo-clan gingen even bij de partyboot kijken, maar ik ging slapen want ik moest weer vroeg op.
Na die zondag als laatste DJ op het Groene Strand gedraaid te hebben zat het er dan eindelijk helemaal op. Bijna helemaal dan, want traditiegetrouw leg ik nog een paar plaatjes op in De Stoep, waar het nog even een feestje was. Ik raakte aan het dansen met een heel lief meisje dat mij eerder die dag had verteld dat ze een dubbelganger van mij had gezien. Hoe durfde ze. De kroeg ging om twee uur dicht en toen hebben we uren op het strand rondgehangen. Gewandeld, geschommeld, naar de lucht gekeken en we deelden onze verliefdheid op het moment met elkaar. Het Strandpaviljoen lag er vredig bij. Het Oerol met als thema ‘niemandsland’ en waarin vaak werd gesproken van een vrijstaat, was voor ons in de praktijk vaak een regeltjesland geweest. Maar door het slechte weer was er toch niet veel animo voor het strand en ondanks de slechte omstandigheden hadden we de tent telkens vol. Ach, het was voorbij. Wat kon mij het nog schelen, waar ik vooral behoefte aan had waren die lieve armen om mij heen.
De volgende dag werd ik alweer vroeg wakker gebeld. Naast mij lag A. uit A. nog lief te dutten. Shit, duty calls. Ik leek wel een persiflage op James Bond. Na een veel te snel gedag rommelde ik uit de tent. Mijn bloes half aan en mijn halflange jas in de hand, waaruit mijn onafscheidelijke zonnebril op het gras rolde. Ik keek af en toe schuchter om mij heen, deed de zonnebril op, en begaf mij richting auto. Ik moest wat Ballyhoo medewerkers helpen met vervoer. Maar waar was mijn auto? Ik belande ergens midden in een bos, dat kon niet goed zijn. Gelukkig kwam A. er na mijn paniektelefoontje rustig aan schuifelen, om mij naar de auto te brengen. Artiestenbegeleiding heeft soms wel wat van gehandicaptenbegeleiding. Zeker als artiesten net tien dagen feest hebben gehad. A. vertelde mij schaterend dat ik volgens de mensen bij wie haar tent in de tuin stond, wel iets van Tati had toen ik zo verdwaasd naar buiten kwam. Ze hadden er grote lol om gehad.Vrolijk tiepje toch, die A., zeker zo vroeg in de morgen. Leuke meid, moet ik contact mee houden. En daar begon ze weer te schateren. Wat nu? Waar keek ze naar? ‘Dit ga jij niet leuk vinden’ zei ze. En toen zag ik het ook. De complete straat rond mijn auto was opgebroken. ‘Ja, het stond in de Terschellinger’ wist een wegwerker mij te vertellen. Laat ik die nou net even niet gelezen hebben.
Op een eilandje van bakstenen stond mijn auto daar in een niemandsland van zand. Een eiland op een eiland. Met een grote shovel werd het zand voor me geplet en met behulp van een stuk of acht mannen kwam mijn Volvo Estate van 1300 kilo toch nog los. Ik ervoer het als een allegorie voor de Ballyhoo. We stonden er grotendeels alleen voor dit jaar, maar dankzij de geweldige inzet van hen die weten wie ze zijn en wie ze waren, is het toch gelukt. Geweldig. Mijn verbazing sloeg binnen een seconde om in vrolijkheid. Dat ik dit toch even weer mag meemaken! Ook leuk als einde van mijn laatste weblog... Ik pakte mijn camera en legde het moment vast. Het leven is voor mij toch vooral het grossieren in mooie momenten, en dit was er weer eentje. Om vier uur zwaaide ik de boot uit waarop bijna iedereen zat met wie ik intensief was omgegaan die periode. Om half negen viel ik in slaap en om tien uur de volgende ochtend was ik pas wakker.. De paviljoeneigenaar gaf me nog een treetje bier mee bij het vaarwel. Drank... feestjes... ik had mijn portie wel even gehad. Dit weekend sta ik echter alweer vier keer geboekt. Ach, tegen die tijd heb ik er vast wel weer zin in...
BALLYHOO in de BRANDing #4 (slot)
Het volk mort en de auto zat vast, maar dat kon de pret niet deren, integendeel.
‘Op een eilandje van bakstenen stond mijn auto daar in een niemandsland van zand. Een eiland op een eiland. Met een grote shovel werd het zand voor me geplet en met behulp van een stuk of acht mannen kwam mijn Volvo Estate van 1300 kilo toch nog los.’