Ik kwam in Groningen met een boedelbak. Belandde in een huis vol Vindicat-meisjes die luisterden naar namen als Kip en Konijn. Vanuit de Amsterdamse Indische buurt naar de Noorderhaven. Mijn oude huis nabij de levendige en geurende Javastraat. Een bovenbuurvrouw die mannen versleet en regelmatig de politie ontving. Mijn nieuwe huis aan een gracht vol woonboten en een mooi park nabij. Huisgenootjes die veel over mannen praatten, maar voornamelijk meer van dezelfde meisjes ontvingen.
De meisjes namen me mee haar hun Kroeg. We moesten verkleed. Als acht identieke poppetjes liepen we over straat. De kroeg was een doolhof volgestampt met zelfgebouwde barren. Het rook naar bier en zweet. Overal dezelfde dreunende beat. Hard en gevoelloos. Alles in dit pand probeerde me zonder romantiek in de onvaste armen van een aankomende dokter of advocaat te drijven.
Ik vluchtte en kwam terecht in Vera. Ook daar was een verkleedpartij gaande; Mr. Quintron en Miss Pussycat traden op. Zij in een poezenpakje met sambaballen in haar handen. Vanachter een poppenkast voorzag ze ons van een absurd toneelstukje. Hij zweette op het orgel dat ik kende van de plaat die hij maakte met The Oblivians. Binnen vijf minuten sprong hij op zijn orgel en ontblootte zijn bovenlijf.
De Groningers in Vera glimlachten geamuseerd maar verroerden zich niet. Magere borstkassen, poezenpakjes en sambaballen: het was niet meer dan geinig. De muziek moest het doen en de muziek deed het uiteindelijk. Het orgel van Mr. Quintron gierde waanzinnig. Vera was om. Quintrons onderlijf sprak, zijn bovenlijf zweette slechts.
Ik verliet de Vindicat-meisjes een paar maanden later. Belandde in een studentenhuis
waar ik de enige was die ook daadwerkelijk studeerde. Mijn huisgenoten schilderden, verkochten platen, maakten muziek. Het waren echte Groningers. Als ze hun moeders aan de telefoon hadden, klonken ze als buitenlanders. Muziek beheerste het huis. Niet luidruchtig, zoals in de meeste studentenhuizen. De muziek sijpelde subtiel onder deuren door, resoneerde in de douche, herhaalde zichzelf in oefening.
Mijn huisgenoten waren geen hippe jongens. Ze maakten graag domme grappen. Ze konden uren praten over broodjes haring, maar waren te lui om naar de visboer te gaan. Ze bakten frikandellen in oud frituurvet en doopten ze in een pan vol mayo, ketchup en uitjes. Het maakte ze niet uit hoe goor het eruit zag. Als het maar lekker was.
Het vertalen van namen van popmuzikanten was een van hun favoriete bezigheden. Jantje Kleingeld en Nico Grot & de Slechte Zaadjes. Popmuziek kreeg dezelfde flauwe, relativerende grappen te verduren als het leven zelf. Het had niets te maken met stijl, show, aankleding of hypes. Popmuziek was net als voetbal en meisjes. Als het mooi was, was het mooi.
Zonder er een woord aan vuil te maken, leerden de Groningers me luisteren. Ontdaan van de arrogantie en opsmuk die Amsterdam eraan had verbonden, klonk de popmuziek mooier dan ooit.
“Groningen leerde me luisteren”
Maaike Borst trapt af met haar eerste column
3voor12|Groningen heeft een nieuwe columniste: Maaike Borst. In haar eerste epistel vertelt ze hoe de Groninger nuchterheid de Amsterdamse arrogantie als sneeuw voor de zon deed verdwijnen en zij op een nieuwe manier naar popmuziek kon luisteren.