‘Lege dagen’ noemt Erik de Jong (alias Spinvis) de periode rond kerstmis en nieuwjaar. ‘Iedereen heeft hard gewerkt, ontmoet weer vrienden die ze het hele jaar niet hebben gezien en is brak van het feesten. De tijd lijkt stil te staan: het wordt vaak niet eens meer licht overdag, zelfs de zon heeft het een beetje opgegeven.’
Het jaar kleed zich uit bij Spinvis’ Stille Nacht-show
Zaterdag blikt Spinvis terug op het nieuwe jaar in Lelystad
Erik ‘Spinvis’ de Jong is op zaterdag 19 december de hoofdact tijdens de zesde editie van het Stille Nacht Festival in de Underground in Lelystad. Hoewel zijn nieuwe album nog even op zich laat wachten, neemt hij naar Lelystad nieuwe én bewerkte nummers mee. Wij spraken met Spinvis over de lege dagen rond kerst, het eeuwenoude gevoel van samenkomen en het einde van het jaar.
Stille Nacht als de ideale setting
Het is de ideale setting voor een show op het Festival Stille Nacht in Poppodium Underground, waar Spinvis met zijn band op zaterdag 19 december speelt. De zanger stond in 2012 voor het laatst in Underground, toen zijn laatste cd Tot Ziens, Justine Keller net was verschenen. Sindsdien maakte hij een opera (Kintsukuroi) en een toerde hij samen met Saartje van Camp het land door met de tweemanshow Oogcontact van de Eenzaamste Soort. Onderweg schreef Spinvis nieuwe nummers, die hij op het podium uitprobeerde. ‘Daar sleutel ik nog steeds eindeloos aan, vooral aan de teksten. Ik kan heel lang aan nummers werken en kan ook moeilijk afscheid van ze nemen, al komt er een moment dat het af moet zijn.’
Nieuwe nummers
Met nieuwe nummers die telkens veranderen loopt hij het risico dat fans gehecht raken aan de oorspronkelijke versies. ‘Dat is ook een keer gebeurd,’ bekent Spinvis lachend. ‘Met De Grote Zon van mijn vorige plaat was ik ook al jaren bezig, die heette eerst zelfs Het Reislied. Bezoekers hadden hem bij een concert met hun iPhone opgenomen en waren gehecht geraakt aan die versie. Toen ontving ik echt een boze brief, met de vraag hoe ik dat nou had kunnen veranderen. Begrijp ik ook wel hoor, maar ik houd er verder geen rekening mee. Als ik dat zou doen is het einde zoek, al is het wel leuk dat iemand zich er zo druk om maakt. Dat is een goed teken.’
Altijd op zoek naar een nieuw geluid
Maar ook zijn oudere, bekende liedjes als Ik Wil Alleen Maar Zwemmen en Smalfilm blijven constant in beweging. ‘Ik speel graag met verschillende mensen en ensembles samen en ben altijd op zoek naar een nieuw geluid. Momenteel werk ik ook aan mooie nieuwe arrangementen voor mijn aankomende bandshows, daar kijk ik erg naar uit.’
Na de aanval op de Bataclan
Hij speelde de afgelopen maanden zo’n vijfentachtig shows in uitverkochte zalen en kerkjes, veelal in Vlaanderen. ‘Langs de Belgische kust, helemaal tot aan de Franse grens, al die kleine plaatsjes. De afgelopen weken speelde ik in Brussel en Antwerpen. Daar merkte ik dat het publiek nu ook steun zoekt in de muziek, na de aanval op Le Bataclan. Mijn teksten krijgen ook automatisch een andere lading: “De stad kleed zich uit, ze zuipt als een bruid” en “Ik ben wel geen soldaat, maar ik weet hoe je een trekker overhaalt” krijgen plotseling heel andere betekenis. Je voelt het ook in de zaal en dat is goed, want dat is de functie van poëzie: dat wat je niet kunt benoemen, maar wat je allemaal herkent en deelt. Dit is zo oud als de wereld, het is de reden waarom mensen naar een theater gaan: om samen te komen in een ruimte waar ze een gemeenschappelijke gevoel delen.’
De jaarwisseling
Dat het jaar er bijna op zit, stemt hem niet weemoedig – De Jong kijkt zelfs uit naar de jaarwisseling. ‘Ik heb het van kinds af aan al een magisch moment gevonden, ook al is het maar een afspraak en slaat het nergens op. Maar als het twaalf uur wordt denk ik :“ohhh, het is 2016!” Dat is ook eigenlijk waar ik over schrijf: over tijd, het vergaan en interpreteren van tijd, de vergankelijkheid van alles, waaronder die ene seconde van 2015 naar 2016. Het is natuurlijk zo subjectief als wat, die ene seconde is niet anders dan alle anderen, maar dat geeft mij nog altijd een onvoorstelbaar gevoel.’
Delen van dit interview verschenen eerder in de Flevopost.