In een wereld waarin tijdsdruk steeds zwaarder weegt, zijn momenten waarop de klok stil lijkt te staan goud waard. De verlichting die elke seconde een andere kleur aanneemt, is één van de weinige manieren om nog ergens een gevoel van tijd weg te halen. Voeg daar YENGA en Mary Confurius aan toe en je waant je in het volgende: het lijkt wel de nachtprogrammering van een zwoele festivalnacht.

Tijd is niet alleen een goede vriend op deze avond van The Bake Shop Presents. Eerder werd er aangekondigd dat Daisy, die het concert wilde gebruiken om de nieuwe band uit te testen, helaas niet aanwezig kon zijn. Het schema was dus al een klein beetje in de war gegooid. Met ook nog eens de algemene Goede Vrijdagdrukte en een soundcheck die uitliep qua tijd, begon de avond ruim een half uur later.
 

Rond elf uur neemt Mary Confurius plaats op de kruk, die omcirkelt is door YENGA’s instrumenten. ‘Cocktale’ wordt aangekondigd met een luchtige “Nou, Cocktale,” alsof ze een bestelling doet om nog moed in te drinken voor de set. Het nummer is gelijk een kijk in de gereedschapskist van Confurius: de echo vanuit de gitaarpedalen creëert goed getimede extra noten die passen in het donkere geluid van de artiest.

Waar ‘Cocktale’ nog vrij vlak blijft, bloeit ‘Have a Heart’. Confurius beweegt grotendeels in de schaduw van de mainstream muziekwereld en heeft er genoegen mee om underground te blijven.  Nummers als ‘Have a Heart’ en ‘Dreams May Sting’ hebben de neiging om bovengronds te komen. Zo zouden ze zeker niet misstaan in een Amerikaanse TV-serie tijdens het slotakkoord van een aflevering. Grappig genoeg haakt ‘Light Lies’ daar (onbewust) op in, met een melodielijn die sterk doet denken aan de intromuziek van House of Cards.

Confurius’ nieuwste nummer, ‘No’, slaagt er in om haar invloeden vanuit de elektronische kant ten gehore te brengen. De bijna hypnotiserende herhaling heeft dezelfde werking als een nummer die je bij een Massive Attack concert zou kunnen tegenkomen. Het is bijna jammer dat dit nummer beperkt blijft bij een gitaar. Ook bij ‘Dreams May Sting’ is dit het geval: het nummer bevat interessante stukken die zeker niet misstaan op de akoestische gitaar, maar op het moment dat Confurius akkoorden begint aan te slaan is de overgang wel erg abrupt. Ondersteuning, of het nu een band is of niet, zou deze overgang een stuk vloeiender kunnen maken.

“De reden dat ik raar doe is een combinatie van te weinig drugs en te weinig slaap,” verontschuldig ze zich in de set. Ze komt door al haar excuses en half afgemaakte verhalen bijna nerveus over, terwijl dat nergens voor nodig is. Confurius beschikt over een dosis nuchtere charme waar ze zich niet van bewust lijkt te zijn, maar die het publiek wel overtuigd. Wanneer ze dit weet te vertalen in een nonchalante manier om interactie te hebben met het publiek zou het haar set prima in de steigers kunnen zetten. Confurius heeft een attitude die haar anders maakt dan anderen, het mag dan ook zeker gedeeld worden.

YENGA gaat verder in dezelfde sferen,  maar bouwt het wel flink uit.  Bij de eerste klanken van hun set wordt al duidelijk dat dit een klassiek voorbeeld is van een band die live beter klinkt dan op de plaat. De gitaar valt op de EP ‘Parasites’ naar de achtergrond, maar live houdt het geluid je vast. ‘Make It Mine’ is een voorbeeld waarin juist Moritz Nixdorf zijn drums live enorm goed uitkomen. Nixdorf’s drumpartij houdt het nummer wakker op momenten dat de Iedema’s gitaar een pas terug doet.

De nummers van YENGA gaan met weinig moeite richting de zeven minuten. Soms haalt dit het tempo een beetje uit de set, maar op andere momenten laat dit juist zien waar de formatie goed in is. Zowel bij ‘Make It Mine’ en een oudere plaat, ‘Something Done Before’, weet de band je mee te nemen op een achtbaanrit waarin je in een vrije val de intensiteit tegemoet gaat. Het is bij ‘Something Done Before’ ook zeker geen straf om te luisteren naar Sietse Iedema’s gitaarspel. Met een fonkelende solo laat hij zien dat hij als gitarist in YENGA zowel kan spelen voor de muziek, als een duet kan aangaan met de vocalen van Stella Polaris.
 

YENGA is moeilijk om te beschrijven als muziek. De best beschrijving is misschien nog wel dat het vloeibare muziek is: het beweegt zich in alle manieren en stroomt waar het wil stromen. Het lijkt op sommige momenten alsof het nummer gewoon zo geschreven wilde worden. In het geval van ‘I Just Want To Play’ komt dit karakter van de groep zeker van pas. In het nummer zingt Polaris over een kraken: een soort Hulk van de zeebodem die zijn eigen kracht niet kent en gewoon wil spelen, ondanks dat andere wezens bang voor hem zijn.

Grootste verrassing van de avond is ‘Dig Me Up’. Uit het niets doemt er een elektronische intro op, die met hetzelfde golvende karakter het café vult. De eenvoudige bas van Niko Dolle drijft het nummer nog een beetje op tot een plaat die kan uitmonden tot een live knaller. Het is een nummer waarbij je zou willen dat het op een andere locatie werd gespeeld, waar je samen met honderden andere mensen collectief uit je plaat kan gaan bij de eerste noten.  

Ergens is het jammer dat Polaris en Dolle in de luxepositie zitten dat ze in twee goede opkomende bands zitten. Naast YENGA maken ze deel uit van No Wow, een band die een goed jaar tegemoet lijkt te gaan. Het is te hopen dat we YENGA nog vaker zullen zien, ook binnen onze provinciegrenzen. Het is een band die nog lang niet klaar is met doorontwikkelen. We kunnen niet wachten om te zien wat de toekomst brengt voor deze muzikanten. Ach, de tijd zal het leren.