“Dit is mijn privéparkeerplaats,” grapt Gijsbert als we de toren binnengaan en hij zijn fiets onderaan de trap parkeert. We moeten 321 treden beklimmen voor we in zijn “kantoor” uitkomen. “Meestal vinden mensen het heel veel klinken, maar het valt eigenlijk wel mee,” vertelt Gijsbert. Driemaal per week legt hij deze route af naar het bovenste kamertje, waar hij het carillon in de top van de toren een uur lang bespeelt. Onderweg passeren we twee gigantische klokken. “Dit zijn ook de klokken die je hoort als het uur slaat. De grootste op het hele uur, de linker op het halve. Voor deze klokken heb ik boven een versterker, anders hoor ik ze niet als ik ze bespeel.” Na nog meer trappen komen we boven in het domein van Gijsbert: een houten, zeshoekige ruimte met in het midden het beiaardklavier.
De schoenen van Gijsbert worden verwisseld, de leesbril wordt opgezet en zodra de klok twaalf uur heeft geslagen gaat hij van start. “Ik begin dit keer met Amerikaanse muziek, want een mevrouw uit de buurt heeft dat verzocht.” Mensen doen wel vaker verzoeken. Als het even kan volgt Gijsbert deze op, maar niet alles is geschikt voor het carillon. Veel liedjes moet hij handmatig omzetten naar het klokkenspel, een tijdrovende klus. Hij trapt het uur af met If I can help somebody van Mahalia Jackson. Boven ons beginnen de klokken – 51 in totaal – vrolijk te klingelen. Het bespelen van het klavier ziet er indrukwekkend uit: met half-gebalde vuisten en voeten beroert Gijsbert de stokken en pedalen die corresponderen met de klokken die erboven hangen. Het is behoorlijk zwaar werk en het carillon is groot. Je wordt dan ook niet zomaar klokkenspeler van de Grote Kerk.
Je moet dus eerst beiaardier wíllen worden. “Hoe ik daarop kwam? Ik heb eerst orgel gestudeerd aan Conservatorium in Den Haag. Toen moest ik als een van de laatste Nederlanders in dienst en daar had ik veel tijd om na te denken over wat ik wilde gaan doen. Met orgel spelen ging ik de kost niet verdienen, dus toen ben ik beiaard gaan spelen. Ik studeerde in 1994 af van de Nederlandse Beiaardschool in Amersfoort, onderdeel van het conservatorium van Utrecht. Mijn eerste beiaardje stond in Bergen, dat was voor mij een eind rijden – ik woon in Bodegraven – maar die klokken waren heel mooi en het was leuk om te spelen. De beiaard was heel klein dus ik kon bijna niks van wat ik op de opleiding had geleerd spelen. Na afloop moest ik altijd naar een clubje bejaarden die speciaal voor mij met de taxi vanuit hun aanleunwoningen naar de Ruïnekerk waren gekomen om koffie te drinken en naar mij te luisteren. Dan moest ik na afloop even verslag doen van wat ik gespeeld had.” Voor de functie als stadbeiaardier van Den Haag en Scheveningen moest Gijsbert gewoon solliciteren. “Je hebt dan een gesprek en dan moet je wat spelen voor een commissie van ambtenaren en musici. Zij zaten in het oude gemeentehuis achter het raam te luisteren. Uiteindelijk ben ik het geworden.” Nu beklimt Gijsbert dus al acht jaar de trappen van de Grote Kerk en fietst twee keer in de week naar Scheveningen om daar hetzelfde te doen.