Terwijl uitpuilende ogen op de muren geprojecteerd worden, begint opener Ulrika Spacek in de kleine zaal. De band klinkt als een muzikale nabootsing van de laatste SpaceX expeditie. En daar is wel wat van waar. Wij zouden de band ergens tussen Grizzly Bear en Russian Circles inschatten. Een indieband met de nadruk op instrumentatie, en dat blijkt: er staan namelijk wel drie gitaristen op het podium. Halverwege hebben de heren pech met de Fender versterker, maar verder verloopt het optreden vlekkeloos. De bandleden hebben zich overigens ingelezen als vocalist Rhys Edwards vermoedt dat wij in Den Haag raar praten en vaak schelden. De flitsende show is een aangename opwarmer.
Zaterdagavond kwamen muziekliefhebbers van ver om te genieten van uitzonderlijk 'grauwe' genres. Maar de tweede editie van Grauzone in Den Haag is helemaal niet zo duister als vooraf gedacht. Diversiteit was te vinden in het publiek, op het podium en in de algehele sfeer. Nergens klonk weemoed of apathie.
De tent afbreken, niet iedereen kan dat. IDLES wel. De groep uit Bristol piept, schreeuwt en kraakt, en dat is precies de bedoeling. In Pyeongchang zou geen van het vijftal door de dopingtest komen, maar in het Paard maakt dat voor een avond niets uit. Frontman Joe Talbot ijsbeert rustig in zijn trui rond en kust elk van zijn bandleden op de lippen. Om stipt half 8 begint het geweld. Terwijl Talbot als DiCaprio in Wolf of Wall Street op zijn borst ramt, dreunt hij de maatschappijkritische teksten over politiek, pers en liefde op. ‘Mother’ knalt lekker door de zaal terwijl de eerste moshpit zich vormt. De bandleden stappen bij ‘White Privilege’ een voor een de zaal in om met het publiek herrie te schoppen. Vooral gitarist Mark Bowen (met een snor om jaloers op te zijn) geeft alles, en stort dan midden in de zaal - inmiddels zonder shirt - op de grond. Met tussendoor een middelvinger naar Mariah Carey en Oasis zijn we benieuwd wat IDLES later dit jaar naar Down The Rabbit Hole brengt.
Als we de kleine zaal weer binnenlopen, is het even schrikken. Drab Majesty doet denken aan een futuristische rock ‘n roll film waarin Joey en Dee Dee van The Ramones een poging doen om Front 242 en Kavinsky’s Nightcall te coveren. Met een wonderlijke uitkomst. De lijkbleke in wit leren jassen gehulde Deb DeMure & Mona D produceren dromerige new wave waar de gemiddelde EBM artiest jaloers op zou worden. Gewapend met gitaar en synthesizer zorgen de onzijdige muzikanten ervoor dat de belachelijk drukke kleine zaal niet verzandt in chaos. Het resulteert in een langzaam bewegende massa festivalgangers. Zonder een woord te delen laten ze het publiek in een extatische staat achter.
Eenmaal aangekomen in het Koorenhuis krijgen wij een déjà vu moment, want Lydia Lunch stond hier vorig jaar ook. De ‘muse’ van Grauzone wordt dit jaar ondersteund door Weasel Walter, die eerder drumt als een man van ambacht dan als muzikant. De expressionistische drumpatronen worden voorzien van samples en passen bij wat Lydia Lunch voordraagt. Walter zoekt op het podium, in het publiek en rondom zijn drumstel naar geluiden. Als een verstrooide professor creëert hij passende geluiden bij de waanzin die Lydia in woorden omzet. Lydia Lunch voert zowel gestoorde als poetische theorieën op. Een voorbeeld: de maatschappij is een ramp en geen mislukking. De combinatie van bizarre spoken word en avant-garde drumwerk heeft een gekmakend effect. De ene helft van de aanwezigen verlaat vertwijfeld de zaal, terwijl de andere helft geboeid blijft luisteren. Achteraf vraag je je toch af: wat is act en wat is waarheid?
Als een van de grote namen op de affiche heeft The Soft Moon rondom alleskunner Luis Vasquez een uur om de grote zaal te vermaken. Het drietal, Vasquez aangevuld met een bassist en drummer, begint met ‘The Pain’. Een meer dan goed gevulde grote zaal hoorde een degelijke en strakke set. Misschien iets te strak. Een uur lang klinkt er gekunsteld geluid uit drumpads en synthesisers. De voorste helft van de zaal bestaat uit trouwe fans die zichtbaar genieten en meedeinen op nummers zoals ‘Choke’, achterin is er veel in- en uitloop. De drie mannen van The Soft Moon zijn slechts schimmen onder de afwisselend rode en blauwe gloed van de podiumlampen. Daarmee lijken de Amerikanen te zeggen dat het om de muziek gaat, maar vergeet het drietal dat enige interactie met het publiek live soms ook nodig is. Misschien gaat dat later dit jaar in Paradiso en Doornroosje beter.
Terwijl de laatste klanken van de The Soft Moon nog moeten uitklinken begint Motorama in de kleine zaal. De set van het Russische drietal neigt richting indiepop. De groep speelt minimalistisch, met een klein drumstel, gitarist en bassist. Herkenbare riedeltjes van ‘Wind in Her Hair’ klinken door de halfvolle zaal. Rond 10 uur is The Soft Moon klaar en stroomt de zaal echt vol. Met ‘Heavy Wave’ krijgt het drietal uit Rostov aan de Don de voeten van de vloer. Hoewel het publiek wel de moeite neemt om te bewegen, blijven de Russen stoïcijns staan zoals alleen Russen dat kunnen. Zelfs een “davai, davai, davai” van wat landgenoten in de zaal brengt Motorama niet van hun stuk. De groep zet een leuke set neer die afsteekt tegen de rest van het ietwat donkere programma, maar doet dit met het charisma van een natte dweil.
Terwijl het festival zijn drukste punt bereikt, is er in het Koorenhuis gelukkig nog wat ruimte. Alexander Hacke, de bassist van de Einstürzende Neubauten, vormt samen met Danielle de Picciotto Hackedepicciotto. Zijn verschijning op het festival is eigenlijk interessanter dan de muziek zelf. Alexander en Danielle spreken elkaar stilistisch tegen, de grauwe tonen tegenover de melancholische klanken van viool. Op papier een bijzondere combinatie, alleen door het gebrek aan variatie komt het vlak over. Het feit dat de dame en heer op non-actief op een stoel zitten helpt ook niet mee. De interesse is pas weer opgewekt als keelzang wordt geïntroduceerd. Het levert een korte spanningsboog op, maar verder een saaie bedoening.
Of Richard H. Kirk, het enige overgebleven lid van Cabaret Voltaire, echt bekend is bij de festivalgangers is maar de vraag. De grootste act op de affiche dateert alweer uit de jaren '70. Zijn live set wordt bijgestaan door drie enorme schermen met daarop fragmentarische projecties van politieke beelden en populaire scenes uit de popwereld. Zowel Trump als Batman komt voorbij. Richard is op leeftijd, maar weet nog heel goed hoe industrial als indoctrinerend middel ingezet kan worden. Als één van de grondleggers van industrial balanceert hij tussen oude krakende beats en dreunen a lá EBM en moderne genres als drum and bass. Het spreekt voor zich dat de muziek volledig verstoord wordt. Tijdens de set zijn er zelfs vleugjes acid te bespeuren. Als het aan de dansende jonge en oude fans ligt dan is de show zeer geslaagd. Al vragen wij ons af of de grote zaal toch niet net iets te groot is voor de heer.
Michael Gira staat vanavond helemaal alleen op het podium. Al tijdens de soundcheck in de kleine zaal stroomt de zaal vol. Het publiek kijkt vol verwachting naar een lege houten stoel en een gitaar. In het uur wisselt hij eigen werk af met materiaal van zijn bands The Angels of Light en Swans. De zaal luistert aandachtig als de Amerikaan teksten van zijn geplastificeerde vellen de zaal in oreert, onder begeleiding van ‘gitaarspel’, wat verder geen naam mag hebben. Het is rauw, misschien meer performance art dan muziek. Dit maakt indruk op de voorste rijen, maar achterin ontstaat onrust wat leidt tot irritatie bij Gira: “Oh shut up now. Fuck you.” Zichtbaar geïrriteerd begint hij aan zijn laatste nummer 'God Damn The Sun' (Swans). Het blijft rumoerig, regelmatig roept er iemand “lolly” door de zaal. Toch overstemt het applaus alles als het icoon het podium verlaat.
Ondertussen in het Paardcafé
Maar wat gebeurde er het Paardcafé dan? Voor veel bezoekers was het zoeken naar het Paardcafé. De voordeur was dicht, maar in de loop van de avond wist iedereen de weg via de tussendeur en trap te vinden en was het een fijne plek voor een biertje.
Vroeg op de avond speelt de androgyne Deense groep Dune Messiah rustig en bedeesd wat neo-folk. Donkere muziek met een drumcomputer, veel reverb en een trompet. Het is maar de vraag of Grauzone het dromerige drietal uit Kopenhagen bewust heeft geboekt, of dat de band meekwam met Drab Majesty, met wie de mysterieuze Denen deze hele winter op tour zijn. Ook indiegroep The Myrrors heeft wat met folk, maar komt eerder oubollig over dan fris en vernieuwend. Kortom het gaat het ene oor erin en het andere eruit.
Je kan kut spelen, je kan ook met je kut spelen. Voor dat laatste koos Aurelie Poppins, frontvrouw van Cocaine Piss tijdens ‘Happiness’ (een lied over masturberen). Met veel geweld, gekrijs en geknal laat het Luikse kwartet het publiek sprakeloos achter. Reacties in de zaal variëren van “dit is raar” tot “wow, facking vet” - lul-niet-lolly’s zijn overbodig.
Terug naar het Paard
Terwijl Michael Gira bezig is in de bomvolle kleine zaal, speelt Sally Dige voor een handvol festivalgangers. De Canadees valt op door de energieke liveshow en bijna theatrale opvoering. Ze danst energiek en vol zelfvertrouwen. De cold wave beats zijn voorspelbaar, maar gelaagd genoeg om interessant te blijven. Om die feiten doet de act denken aan The Crüxshadows, waar pure emotie en een voorbedachte show overheersen. Echter toegegeven, wanneer de dame onaangekondigd het podium verlaat, blijft er muzikaal niets hangen. Een sterke hook of melodie is niet aanwezig.
Vorig jaar stond Jehnny Beth, vocalist van Savages, op de programmering. Dit jaar Bashan, het project van Gemma Thompson, gitarist van Savages. Vanavond wordt bijgestaan door percussionist Sam Sherry. Gewapend met strijkstok en gitaar creëert Gemma een muur van geluid. Het is op momenten oorverdovend, maar door de eentonigheid sust het de bezoekers langzaam in slaap. Het is daarom niet zo gek dat het muzikaal doet het denken aan zijproject Riceboy Sleeps van Jónsi (Sigur Rós). Slechts een handvol bezoekers luistert vol aandacht. Het typeert het instrumentale genre; je houdt ervan of het doet je niets. Datzelfde geldt voor Bashan. Als de traditie in stand wordt gehouden, zien we dan volgend jaar Savages?
Terwijl de laatste acts de boel inpakken, worden we in de kleine zaal nog getrakteerd op drie elektronische acts. De eerste act van de nachtprogrammering is een duo, Schwefelgelb, die onverstoord kille techno serveert. De muziek krijgt de grote hoeveelheid festivalgangers op gang, ondanks de gedateerde tonen van de acts (Volition Immanent & Unit Moebius). Of slaat het genre nu pas aan? De DJ’s worden met luid gejoel ontvangen, terwijl Grauzone langzaam tot een geslaagd einde komt.