Werfpop 2015: Verslag van P2

Met o.a Raketkanon, My Baby en Pro-Pain

Tekst: Joeri Gordijn, Lilianne Laan, Mandy van Leeuwen | Foto's: Kees van der Niet, Jan Louis van den Oever, Stephan Kaffa, Jan Rijk, Moos Wolfs ,

Een slagje kleiner en misschien daarom wel net even wat spannender, dat was het tweede podium van Werfpop. Af en toe waren de klanken van het hoofdpodium duidelijk te horen, "Allez, dat is toch niet beleefd!" aldus Pieter-Paul Devos van Raketkanon. Maar P2 was vaak genoeg zelf ook snoeihard, met Pro-Pain, DropmiX en Raketkanon.

 “Springen! Iedereen, springen!”; Vince Irie & Offshore hebben zin in een feestje. Maar heeft het publiek dat - zo vroeg op de middag - ook? “Zwaai mee”, “klap mee”, “spring mee”, “zing dit”, “zing dat”, “draai een rondje”, er gaat geen nummer voorbij dat niet wordt stilgelegd voor een geforceerd stukje publieksparticipatie. Vince Irie probeert van het publiek klapvee te maken, alleen laat dit publiek zich niet mennen. Werfpop wil gewoon rustig op gang komen, terwijl Vince Irie wil dat we meedoen, met ieder nummer. De reggaerock van Offshore zou een fijne opening kunnen zijn van een drukke festivaldag, maar de drang naar respons doet de muziek geen goed. Een uitzinnig publiek zou het resultaat moeten zijn van een goed optreden, niet het doel op zich. We hopen dat Irie later op de dag met een notitieblokje heeft zitten kijken bij Typhoon en John Coffey. De reggaerockliedjes van de band - over zomer, liefde en high worden - zitten wel goed in elkaar en het plezier straalt van het podium af. Genoeg kwaliteit dus om voortaan de muziek zijn werk te laten doen. Dan willen zelfs wij misschien wel één keertje mee zakken volgende keer. (JG)

Donkere wolken pakken zich samen boven P2, en dat is mooi want My Baby voelt zich het meest thuis in de natte zompige moerassen van Louisiana. De band doet ontspannen haar soundcheck en even lijkt die soundcheck over te gaan in het ‘echte’ optreden. Jammer dat Werfpop presentator MC Multiplex de ‘vibe’ volledig verkeerd aanvoelt en over de band heen probeert te praten (later op de dag zijn er meer misverstanden tussen bands en presentator, zoals bij Raketkanon). Gelukkig herpakt My Baby zich direct, en dendert de hypnotiserende cadans van psychedelische swamp als een stoomwals over het terrein. Het publiek stroomt toe en raakt langzaam in trance; hier en daar beginnen sommigen zelfs het typische ‘huppeltje’ te doen dat op één of andere manier gedaan wordt op de muziek van My Baby. Een kruising van een Indiaanse medicijnman en iemand die zich vast probeert te houden in een hobbelende sneltrein. My Baby wordt volwassen en het publiek is onder de indruk. Waar een jaar geleden de band nog wat onwennig het ‘stijltje’ probeerde te imiteren, past My Baby haar voodoojasje nu perfect. Fijn ook dat het drumstel van Joost van Dijck steeds meer begint te rammelen, zijn kit is een bij elkaar geraapt zooite trommels, potten en bekkens. (JG) 

Halverwege de middag wordt Werfpop getrakteerd op een onverwacht zacht weertje en bijbehorend mellow sfeertje. Right on cue voor de cocktailhouse van Falco Benz. Hij maakt lekker in het gehoor liggende, clubberige electro met prominente analoge synths. Niet gewaagd, maar ook zeker niet saai. En hij heeft Stijl: drie panelen met lampjes in primaire kleuren, die gesynched met zijn laptop het optreden een De Stijl-verantwoord tintje geven. Hij sluit met zijn vriendelijke easy-listening electronica naadloos aan bij de heersende borrelsfeer op het veldje. Met subtiele afwisseling tussen loom en pittig krijgt hij bij tijd en wijle de knie- en heupgewrichtjes aardig in beweging, maar echt een dansende massa wordt het niet om half vier in de middag. Het is meer: gooi los dat bovenste knoopje en wees welkom op de VrijMiBo (Vrijdag Middag Borrel) van Falco Benz! (LL)

En dan blijkt alles wat we tot nu toe gezien hebben maar klein bier: hier is Raketkanon met zijn dwingend, onheilspellend rariteitenkabinet van sludge, hardcore en laaggestemde gitaren. Reeds halverwege het tweede nummer is de eerste tongzoen tussen gitarist en drummer binnen. Van begin tot eind is het onversneden waanzin wat we krijgen: bandleden rennen middenin nummers het publiek in en treiteren elkaar door kabels uit te trekken. Het wordt gretig verslonden door het publiek. Het zou een gimmick kunnen zijn als het muzikaal niet zo intens en indrukwekkend was: hun bizarre, sterke liedjes, waarvan vooral die met bezwerend orgeltje zoals ‘Florent’ de hartjes sneller doen kloppen, worden vuig en slepend uitgevoerd, maar niet slordig. Devos blijkt een extreem schizofrene zanger: hij kan grunten als de beste, maar zingen, vervormen, misvormen en in tongen spreken ook. Zoiets hebben we nog nóóit gezien. Met Raketkanon heeft Werfpop eens fijn de ketenen van het dagelijks bestaan, bestaande uit verjaardagen met een stuk taart op schoot, bonusaanbiedingen en beleefdheidsfrasen grondig van zich af kunnen schudden. Open monden all around op veldje P2 en kusjes aan de programmeur. (LL)

De pioniers van de New York Hardcore - dat hardcore en metal combineert - doen direct wat er van hen verwacht wordt. Vanaf het eerste moment dendert een verwoestende combinatie van ‘knalhard’ en ‘razendsnel’ het veld over. We hebben het over Pro-Pain. Het publiek pakt al even snel zijn taak op en een stevige moshpit is een feit. De grunts van Gary Meskil en de ijzeren blikken die het publiek vanaf het podium toegezonden krijgt, creëren een passende sfeer van machtsvertoon. De hoofden van de oudere metalheads in het publiek tikken mee op het gigantische tempo, voor zover zij zich niet bij wijze van jeugdsentiment in de pit gevoegd hebben. In de pit wordt de enorme energie die de band weet op te brengen goed vertaald. De indrukwekkende energie die het viertal het veld opblaast, weet echter niet te voorkomen dat halverwege de set de eentonigheid de overhand neemt. Allicht speelt het hierbij een rol dat het geluid zoals het het publiek bereikt wat dof is. Het maakt de fans niet uit: zij krijgen waar ze voor gekomen zijn, een potje ouderwets raggen. En daarin zijn de heren van Pro-Pain zonder meer geslaagd. (MvL)

Wie het toch wat lastig dansen vindt op de snelle screamo van John Coffey, die op P1 nog in alle hevigheid rondraast, neemt alvast een kijkje bij de Haagse drum ’n’ bass liveband DropmiX op P2. En dat zijn aardig wat mensen. DropmiX, wat is dat: visueel een mix tussen een klassieke rockband en Kraftwerk; twee laptopkathedertjes kaderen de rest van de band symmetrisch in. Muzikaal is het een mashup van rock, drum ’n’ bass (Echte drummer! Echte bassist!) en véél drops. Want daar gaat het om, daar zijn ze het zowel op het podium als in het publiek over eens. Vanaf het funky baspartijtje in het tweede nummer is het áán en wemelt het van de op-en-neer wapperende armpjes op het veld, op naar de volgende wobwobwobdrop. Dropmix heeft al snel een innige band met het publiek opgebouwd en behalve heel veel dansen culmineert dat in een succesvolle sit-down en de eerste dubstep-cirkelpit in de geschiedenis van de mensheid. Afsluiten met knaller ‘Do you believe in bass’, strik eromheen en klaar: een kadootje voor wie er tussen stond en zin had in een feestje. (LL)

“Leiden, kunnen jullie rappen,” roept LBC, de Leidsche Breakbeat Community, bij de start van zijn thuiswedstrijd. Het is nog rustig bij het tweede podium. Typhoon speelt gelijktijdig op het hoofdpodium en lijkt de strijd om het publiek gewonnen te hebben. Opzwepend roept LBC desondanks één van de vele kreten die nog gaan komen: “Leiden, we can make an earthquake!” Na een lange inleiding knalt LBC los met de eerste ritmes. Het enthousiasme van het podium slaat direct over op het veld: er wordt voorzichtig meer en meer bewogen. De ritmes lenen zich perfect om helemaal los te gaan. De opbouw tussen de verschillende stukken door duurt soms echter zo lang dat het publiek weer even afkoelt. Desondanks is het publiek inmiddels massaal toegestroomd. Het is LBC tijdens zijn thuiswedstrijd gelukt om van het publiek van Typhoon af te snoepen door er simpelweg een feestje van te maken. Dat de geestige tussenstukjes soms wat te lang duren en de kitsch - vlaggen, opblaaskrokodillen en de meest opzwepende kreten - soms wel erg de overhand neemt, nemen we dan ook maar even voor lief. (MvL)

Black Sun Empire heeft aan LBC een perfecte voorganger: het publiek is volkomen opgewarmd. Black Sun Empire hoeft alleen nog maar in te koppen, en dat doet de band. De heren lijken met hun verfrissende drum and bass precies in te spelen op de behoefte van het publiek. Waar het tijdens LBC nog wel eens wat inkakte tijdens de rustigere opbouwstukjes, hoeft er nu geen moment meer ingehouden te worden. Herkenbare delen uit bekende nummers en tijdige ritmewisselingen zorgen ervoor dat de aandacht van het publiek niet verslapt. Verdere poespas blijkt hiervoor niet nodig. Sterker nog: het ontbreken hiervan is eerder een verademing. Het publiek hoeft nu alleen nog maar te dansen, en te dansen. Het lukt het collectief én het publiek om deze soepele wisselwerking maar liefst anderhalf uur vol te houden. En zelfs daarna wordt om meer gevraagd. Black Sun Empire gaat nog vijf minuten langer door, en nog steeds staat er niemand stil. (MvL)