Albumrecensie: The Howl Ensemble - ‘Prooi’

Aangename luisterbeurt vol spannende elementen

Pieter van Vliet ,

The Howl Ensemble heeft het genoegen sinds kort zijn eerste audiodrager met zich mee te mogen brengen tijdens concerten. Onder de vlag van Katzwijm Records presenteert de groep ‘Prooi’: een bundeling van vijf instrumentale audiobestanden waarvan het gros de lengte van een symfonisch deel behaalt. Het timbre van de gehele plaat wordt voor een overgroot deel bepaald door de bas (Jason van den Bergh), de gitaar (Bart Schotman) en de drums (Lesley Strik). Tevens worden weerbarstige uitspattingen ondersteund door subtiele elektronica, soundscapes en samples.

Zoals bij vele Katzwijmplaten wordt het muzikaal landschap gedomineerd door dissonanten en dynamische schommelingen. Daarnaast schuwt The Howl Ensemble de geestelijke rijkdom van de mathematiek niet: de maatwisselingen vliegen je om de oren. Waar in ‘Cloud’ geopend wordt met een door syncopen gedomineerde vierkwartsmaat, gehuld in luide, door gitaar benadrukte akkoorden, wordt - na een kort, door soundscapes georkestreerd intermezzo - in de muzikale conclusie dezelfde dynamische eenheid bereikt maar dan in vijfkwartsmaat.
 
Elementen uit verschillende disciplines komen samen bij dit ensemble. Zelf noemen de bandleden het een elegante mix tussen ‘black metal, indiepop, krautrock, stoner en jazz’ met een vleugje mathrock: termen die een gemiddelde luisteraar doen vermoeden dat het eclecticisme de overhand heeft over het geheel. Maar niets blijkt minder waar. De vijf tracks die samengevoegd zijn op ‘Prooi’ sluiten esthetisch naadloos op elkaar aan, een eigenschap die hoogstwaarschijnlijk is benadrukt binnen het mix-proces van Corno Zwetsloot. De centralisatie van de masculiniteit - gegenereerd door de gebruikte effecten op zowel bas als gitaar- geeft het werk een herkenbaar overkoepelend geluid. De bas is flink opgepompt en danst als een excentrieke - maar logge - bodybuilder over de groeven van de plaat, bijvoorbeeld tijdens ‘Gunslinger’. In ‘Howl’, daarentegen, klinken volle, heftige akkoorden op de elektrische gitaar die nagevolgd worden door een lopende bas: een techniek die tevens de onderliggende - vaak verrassende - metriek benadrukt.
 
Tijdens ‘Howl’, de vierde compositie van deze plaat, wordt de titel verklaard aan de hand van een aanwezig geluidsfragment. Op de sample is de Amerikaanse dichter Allen Ginsberg zelf te horen met een citaat uit zijn gedicht ‘Howl’, terwijl hij het credo van een generatie uitspreekt: ‘I saw the best minds of my generation destroyed by madness, starving hysterical naked, dragging themselves through the negro streets at dawn looking for an angry fix’. Ondanks dat de klanken van The Howl Ensemble weinig te doen hebben met de door bebop-jazz gedomineerde klanken die beschreven zijn in Jack Kerouac’s (Amerikaans schrijver,red.) magnum opus of die te vinden waren in William S. Burroughs’ (Amerikaans schrijver, net als Kerouac en Ginsberg onderdeel van de beatgeneratie, red.) tragikomische levensstijl, kan de keuze voor dit fragment niet onopgemerkt aan de luisteraar voorbijgaan. Desillusie over de samenleving staat centraal binnen het oeuvre van de beatniks. De zoektocht naar een frisse hap lucht en het leven beleven in zijn tijdelijkheid: Ginsberg’s legendarische openingszin is hier een getuige van en het is The Howl Ensemble die hier een hedendaagse ode aan geeft.
 
Heftig zwengelt de groep na ‘Howl’ nog eenmaal de machinerie aan. ‘Apocalypso’ wordt in de handen van The Howl Ensemble, met genoeg muzikale inspanning, tot een fijn slot van dit album verheven. De tijd dringt en vormt - na een enerverende muzikale ontploffing vol dissonanten - samen met een arpeggio binnen de snaren-sectie een minimaal maar voldaan einde van dit album. ‘Prooi’ biedt vruchtbare bodem voor een aangename luisterbeurt waarin voor de muziekliefhebber genoeg spannende elementen te horen zijn.