Sir Yes Sir is uit België overgekomen op de zaal op te warmen. Eerste indruk: goeie looks en een imposante podiumopstelling met backdrop waarop twee pluizige jonge uilen ons vervaarlijk aanstaren. Het is een aardige metafoor voor hun optreden: venijnige alternatieve rock gebracht door België op zijn beleefdst. "Bedankt om zo op tijd te komen voor ons", begroeten ze de zaal, om die vervolgens de trommelvliezen in te trappen met een allesvernietigende basdrum. Het volume staat op tien. De nummers zijn complex met fijne breaks, maar raken ook geregeld zoek in een brij van herrie. Vaak komt dit door de atonale klanken van de saxofoon, die overigens ook het trademark van hun geluid vormt. De toetsenist met zijn uit cement gegoten kapsel neemt het instrument geregeld ter hand onder het motto “druk maar wat kleppen in, ’t is toch jazz” wat niet aan iedereen in de zaal besteed is. Vooral in het begin zorgt dit voor chaos maar later komt er meer structuur in de set. Dan horen we indrukwekkend galmende, bombastische rock en een toffe drumsolo. "We doen nu even een instrumentaaltje ertussen. Als dat goed is voor jullie tenminste!" Nou vooruit, omdat je het zo vriendelijk vraagt.
Paard vakkundig ritueel geslacht door De Staat
Torre stampt, het pand beeft, het publiek geniet
Vrijdag 25 oktober was het Paard van Troje aan de beurt op de zegetoer van De Staat. Het derde conceptalbum ‘I_CON’ - vol oplichters en ander onguur tuig - werd de hemel in geprezen en hetzelfde geldt voor de shows van de bijbehorende clubtour. Hoge verwachtingen die De Staat gewoon inlost, ook waren ze misschien niet in optima forma vanavond. De Staat heeft laten zien zo betrouwbaar te zijn als een diesellocomotief, die Het Paard ook vanavond weer glansrijk naar het eindpunt loodste. Dat heeft dan weer niks met oplichterij te maken.
Voor de smooth criminals van De Staat het podium betreden wordt de zaal alvast goed schimmig gemaakt met de rookmachine. Geen dramatische opkomst met ‘Devil’s blood’ en rode lampen, eerder een wat houterig begin met ‘All is dull’. Maar zowel band als publiek weten dat dit goed gaat komen: De Staat is een geoliede machine en een diesel moet even op stoom komen. Dit is pas de warming up. De zaal staat in elk geval paraat vanaf de eerste minuut: het publiek is de band vóór als het om klappen, meezingen en andere publieksparticipatie gaat. "Ja het mag weer”, moedigt frontman Torre aan, “Klappen is weer helemaal in dit jaar."
Dit opwarmen duurt tot en met het vierde nummer maar met ‘Sweatshop’ gaat de lont in het kruitvat. Torre salueert ‘at your service’ naar zijn vakbroeders, schudt de schouders los, gromt goedkeurend "Den Haag, het is fijn om weer terug te zijn, hm-hmmm" en de eerste moshpit is een feit. De sfeer in de zaal is uitzonderlijk. Op de voorste rijen wordt tussen twee nummers in om een bassolo gevraagd, wat terstond ingewilligd wordt. En dan toch nog dat nu-al-legendarische moment met ‘Devil’s blood’. De bloedrode verlichting, de galmende synth, het doet de truuk. Extra eer voor de lichttechnicus die dit toch al ijzersterke nummer op een voetstuk weet te zetten.
Een showman op degelijk schoeisel, dat is Torre. Hij roept geen ‘yeah’, hij zegt ‘ja’. Vorsend staart hij ons aan. Hij heeft de zaal in zijn knuisten, als een drill sergeant zweept hij zijn publiek op in ‘Old MacDonald don’t have no farm no more’. Het midden van de set zakt iets in maar met de ska van ‘Down Town’ pakken ze de zaal opnieuw bij de lurven. ‘Refugee’ van de nieuwe plaat komt live meesterlijk over. Er wordt hier een vloek over ons uitgesproken met die duivelse herhaling, een spanning die ze vasthouden in ‘The Passenger’; krachtiger hebben we immers niet horen praatzingen sinds Cake met ‘The Distance’ kwam. De zaal springt zich inmiddels een zweepslag in de benen maar volgens Torre kan daar nog wel een tandje bij. "Ik heb geïnformeerd en alles mag kapot" deelt hij mee wanneer de lompe beat van ‘Witch doctor’ wordt ingezet, “Dit is een van mijn favorieten”.
Het is een stampnummer bij uitstek; de zweepslag gaat over in gescheurde kruisbanden. De toegift bestaat uit het militaristische ‘Input source select’ en meezingers van de tweede plaat. In deze laatste nummers bedankt Torre drummer Tim van Delft, die zich het lazarus heeft moeten slaan op die heftige beats de hele avond, en toetsenist Rocco die de avond van een ultralomp einde voorziet door iets te lang op een autotoeter te meppen. Ter afscheid krijgen we mee: “Den Haag is altijd, altijd, altijd goed”. En dat is iets wat we gerust ook over de mannen op het podium kunnen concluderen.