In de tweede helft van de jaren negentig maakte Arie Spaans furore met de band Suburbs. Dit lag Arie geen windeieren. In 1997 werd de Grote Prijs van Nederland in de wacht gesleept, de band opende een jaar later Parkpop en leverde met het album ‘Land of the Lunatics’ een klassieke Nederpopplaat af. Toen deze band ‘on hold’ werd gezet kon Arie zijn creativiteit kwijt in zijn eigen band Naked. De debuutplaat uit 2004 kon rekenen op positieve geluiden bij liefhebbers en pers. Al die tijd stond er één ding vast, Arie is één van de beste songschrijvers uit de Haagse omgeving. DI-RECT scoorde niet voor niets met het door Arie geschreven ‘Rollercoaster’.
Op ‘Watching The Trees’ is Arie duidelijk gegroeid als muzikant en zijn kwaliteiten als songschrijver zijn er niet minder op geworden. De twaalf nummers op deze plaat klinken volwassener en hebben minder bravoure dan wat we in het verleden hoorden. Dit is niet meer nodig, de liedjes mogen het nu zelf doen. Opvallend is wel dat het nummer ‘City lights’ hierop een tweede leven krijgt. Rond de eeuwwisseling scoorde hij met de Suburbs hiermee al een bescheiden hit. ‘Nothing on my mind’ herkennen we ook, maar dan in een geheel andere uitvoering. Wie de tweede plaat van The Wishing Well, ‘A Dime A Dozen’, in huis heeft herkent de tekst. Samen met Henk Koorn van Hallo Venray is Arie verantwoordelijk voor de openingstrack van deze plaat uit 2001. Echter wordt er op deze langspeler een geheel andere draai aan ‘Nothing on my mind’ gegeven en is het bijna niet te vergelijken met het origineel.
De op Britse leest geschroeide liedjes dragen stuk voor stuk het stempel Arie Spaans. Zoals vermeld gaat dit album meer de diepte in en bestaan de liedjes uit meerdere lagen. Na elke luisterbeurt ontdek je iets nieuws. Elke keer schil je er een laagje van af tot je de kern ontdekt. Qua sfeer is ‘Watching The Trees’ ook anders. Alsof Arie een reis door Ierland en over de highlands van Schotland heeft gewandeld. Dit laatste heeft te maken met het vioolspel van Willem Art. Naked klinkt uitheemser dan voorheen. Veel liedjes zijn gedrenkt met een folky sausje. Een nummer als ‘My friend’ doet hierdoor bijvoorbeeld erg denken aan ‘Norwegian wood’ van The Beatles.
Ondanks de emotie die veel nummers uitstralen is het een plaat met een positief geluid. Het prachtige titelnummer is qua arrangement lekker dromerig, zodat je bijna letterlijk visioenen van bloemen en weide landschappen met grazende koeien en geitjes voorbij ziet komen. ‘Selfchosen lonelyness’ heeft zelfs een enorm opbeurende tekst in combinatie met een uptempo en Mumford & Sons-achtige beat. Hier en daar een beetje Bob Dylan met een scheut country, maakt het nummer tot één van de grote uitschieters.
‘Watching The Trees’ is zowel afwisselend als één geheel. Het is eerder een singer-songwriterplaat dan een bandplaat te noemen. De oorzaak ligt vooral aan de ietwat getergde zang van Arie. Helaas komt dit ook niet elk nummer ten goede. De sterke en eigentijdse productie kon dit niet allemaal verbloemen, waardoor het soms een beetje storend is. Al met al een mooie plaat, die met elke draaibeurt alleen maar beter wordt.