Openingsact Taymir weet de aandacht van het publiek meteen te grijpen met het catchy ‘Aaaaah’. Door het gebruik van muzikale elementen als de tamboerijn en handclaps, maar ook door de retro looks van Bas Prins en Quinten Meiresonne waan je jezelf tijdens het optreden van deze band eventjes in de jaren zestig. Een nummer als ‘Spending my time’ toont hoe soepel de stembanden van Prins zijn, die qua podiumuitstraling wel iets wegheeft van Julian Casablancas. Hoewel de zaal nog niet volledig gevuld is lijkt iedereen lekker los te komen, en dat geldt vooral voor het kluitje oudere fans vooraan het podium dat fanatiek mee staat te zingen. Jammer dat het geluid tijdens het optreden zo slecht is dat je van de teksten weinig oppikt, maar al met al smaakt het optreden van deze piepjonge en ietwat aaibare rockers absoluut naar meer.
Snoepen, dansen en sjansen op eerste Candy Says Festival
Afwisselend programma in PIP
De festivalnaam ‘Candy Says’ mag je vrij letterlijk nemen, zo blijkt als je het terrein van PIP op zaterdag 29 juni betreedt. Door de aanwezige snoeptentjes en marktkraampjes met fleurige retro-kleding, maar vooral door de promomeisjes met mandjes snoep aan hun arm, waan je jezelf in een soort sprookje van de gebroeders Grimm. Maar dan wel - zoals je van een PIP-feestje mag verwachten - de hipster-variant, natuurlijk. Wat ook meteen opvalt is dat de marketing van Candy Says een hoop vrouwelijk schoon heeft aangetrokken en de man-vrouw verhouding gedurende de avond vrij scheef is: kortom, de vrijgezelle Haagse man doet er goed aan een eventuele tweede editie van dit festival bij te wonen!
Tussen de bands door wordt het publiek warm gehouden met foute meezingers in de karaoketent en de aanstekelijke soulnummers van DJ IrnDru. Wanneer de tweede live-act, het Amsterdamse rocktrio Indian Askin, het podium betreedt is het eerste dat je aandacht trekt de geweldige jumpsuit met Amerikaanse vlagprint van de drumster. Het optreden wordt ondersteund door psychedelische achtergrondbeelden, die ‘live’ met een overheadprojector en allerlei houtje-touwtje middelen (inktdruppels, takjes, uitgeknipte plaatjes) in elkaar worden geflanst. Met de trippy nummers weet het drietal een lekker broeierig sfeertje neer te zetten. Helaas lijden ook de zangpartijen van Chino Ayala onder het zeer slechte geluid in de barzaal. Hij weet gelukkig boven deze beperking uit te stijgen tijdens de nummers waarbij echt gerockt wordt, zoals het heerlijk opzwepende ‘I don’t dance’. Zo eindigt het over het algemeen vrij ingetogen optreden toch nog met een lekker baldadige springpartij op het podium.
Het Rotterdamse Hausmagger mag als laatste live-band zijn kunstje vertonen in de barzaal. Jeugdheld en zanger Ted ‘Rembo’ Hausmagger staat zoals gewoonlijk zijn teksten op te dreunen met behulp van een notitieblokje. De lekkere surfsound van Hausmagger krijgt de zaal prima aan het dansen. Maar juist bij een band als deze, waarbij je toch het meeste plezier haalt aan de originele teksten, is het zo vreselijk jammer dat het geluid ronduit bagger is. De geestigheid van nummers als ‘Borderlinegrieten’ gaat voor mensen die onbekend zijn met het werk van Hausmagger hierdoor totaal verloren. Waardoor je eigenlijk alleen nog kan genieten van de plattere teksten die wel makkelijk te volgen zijn (‘Je loopt als een homo, je kijkt als een homo, je praat als een homo, maar dat maakt niet uit! Want je bent een fijne vent’). Vaste prik tijdens het Hausmagger-optreden zijn natuurlijk de flauwe gedichtjes waarmee Ted de nummers afwisselt. En vaak lijkt Ted flink te moeten graven in zijn geheugen om deze überkorte stukjes puberale poëzie (iets met Jantje Smit die naar de dokter gaat) op te rakelen.