Kepi Ghoulie en Sons of Buddha, oppepper op ‘Blue Monday’

Donkere wolken verdwijnen als sneeuw voor de zon

Peter Balkema ,

Volgens zeggen was afgelopen maandag 21 januari, Blue Monday, de dag die veel mensen beleven als de meest deprimerende dag van het jaar. Mocht dit ook het geval geweest zijn voor de bezoekers van Bazart deze avond, dan heeft de optredende act, Kepi Ghoulie en Sons of Buddha, ongetwijfeld gezorgd voor een duw in de goede richting om de wereld weer aan te kunnen.

Het is een koude maandagavond. Buiten ligt een dik pak sneeuw. Bij binnenkomst zien we dat de zaal, ondanks deze omstandigheden, toch bijna half gevuld is. Drie muzikanten betreden het podium. Het is Sons of Buddha. Naar eigen zeggen zijn ze, waar zij vandaan komen (Frankrijk), groter dan Elvis. Dat moeten ze maar eens bewijzen dan. Gitarist Forest Buddha en bassist Pat Buddha hebben in ieder geval dezelfde imposante bakkebaarden. Het is al snel duidelijk dat dit de enige overeenkomst is met Elvis. Of het moet zijn dat de punkrock die ze brengen dendert als de door Elvis bezongen ‘Mystery train’. Twintig minuten lang spat de energie, maar vooral ook het speelplezier, eraf. Dan is het al weer pauze.

Na een kwartier komen ze weer op, maar nu vergezeld door Kepi Ghoulie. Ze kennen elkaar nog uit de tijd dat Kepi de frontman was van Groovie Ghoulies. De punkrock die zij tezamen neerzetten is zo mogelijk nog energieker dan hetgeen we een kwartier geleden voorgeschoteld kregen. Drummer Ed Buddha doet zijn uiterste best om zijn eigen vierkwartsmaat op de hi-hat bij te benen (wat hem overigens goed lukt) en Kepi heeft ogenschijnlijk een paar springveren onder zijn schoenen. Pat maakt tijdens het bassen op geheel eigen wijze danspassen die enigszins op de lachspieren werken. Na een paar nummers slaat bij Forest de kramp in zijn arm toe, maar na de spieren een beetje losgeschud te hebben, gaat het kwartet met onverminderde vaart verder. Kepi doet denken aan Kol. J.D. Wilkes, de frontman van The Legendary Shack Shakers. Hij vertoont een zelfde onuitputtelijke, energieke performance, zij het met iets minder acrobatische kapriolen. Heerlijk om naar te kijken. De muziek doet sterk denken aan The Ramones, met uiteraard voorafgaand aan ieder nummer het onvermijdelijke ‘One Two Three Four!’, of ‘Un Deux Trois Quatre!’, of ‘Eind Zwei Drei Vier!’.
 

Het podium bestaat uit losse elementen. Door het vele springen op het podium, schuiven de delen constant uit elkaar en heeft de tourmanager er een taak bij door steeds het podium te moeten fatsoeneren. De band helpt hem daarbij. Kepi meldt dat zij de enige punkband zijn die het podium repareert, in plaats van sloopt. De show wordt afgesloten met ‘I bleed rock ‘n’ roll’, de titelsong van het laatste album Een passende uitsmijter die bestaat uit een intense geluidsmuur met monotone zang zoals die van Lou Reed in zijn toptijd. De maandagavond is voorbij en na deze energizer kunnen we de rest van de week met gemak aan.