Een rij tot de Boterwaag voor Jacco Gardners sixties mimicry

Barokke pophype legt proeve van bekwaamheid af in uitverkochte SuperMarkt

Lilianne Laan | Foto’s: Jorgen van de Burgt ,

De Grote Markt bood op zaterdag 16 februari een ongewoon schouwspel: voor de SuperMarkt stond een rij tot aan de Boterwaag. Uitverkocht. De monsterlijke rij werd door velen gefotografeerd, daartussen dwaalde een onopvallende jongen die eveneens lacherig een foto nam. Het was Jacco Gardner, de nieuwe heiland van de barokke psychedelica. Op zegetocht door Europa met zijn debuutalbum dat internationaal de hemel in geprezen wordt heeft hij met dit optreden zijn naam ook definitief in Den Haag gevestigd.

Gardner werd gerekruteerd door een gerespecteerd Amerikaans platenlabel en opgepikt door Pitchfork. Voeg daarbij een optreden op Noorderslag en De Wereld Draait Door en een hype is geboren. Het debuutalbum ‘Cabinet Of Curiosities’ is pas verschenen en Gardner presenteert zijn werk nu aan de wereld met Keez Groenteman op akoestische gitaar en Jasper Verhulst op bas - beiden werkten in Lola Kite eerder samen met Gardner- en drummer/stijlicoon Jos van Tol.
 
De mannen komen het podium op met het intro van het titelnummer: een wat luguber kirrende kinderstem. Het zet de toon voor de set: in ieder nummer, hoe zomers of vrolijk ook, zit wel iets verontrustends. Dat wordt op het podium versterkt door de projectie van obscure vroeg 20e-eeuwse filmpjes. De verdere belichting is sober maar deze projecties maken dat meer dan goed: de mooie stop-motion ‘The cameraman’s revenge’ komt voorbij, alsook ‘The merry frolics of Satan’ van George Melier. Jacco Gardner laat Melier’s macabere paardenkadavers dansen op de tonen van zijn orgeltjes. De beelden vormen een waanzinnige aanvulling op de muziek en in het publiek zijn veel blikken dan ook gericht boven de hoofden van Jacco en consorten. Misschien was dit effect wel beoogd, want in Jacco’s podiumpresentatie is nog vaak de man te zien die het liefst opgesloten in de studio zijn alchemie bedrijft. Een voorovergebogen kluizenaar die verscholen achter een gordijn van haar opgaat in zijn muziek.
 

Met grote ernst wordt het geluid van de plaat gereproduceerd. Gardners liefde voor het jaren ’60 geluid is zo oprecht dat zijn muziek volkomen geloofwaardig is, ook al heeft hij de sixties zelf niet meegemaakt. Het geluid is fijn afgesteld: de warme rollende baslijnen van Verhulst en het subtiele gitaarspel van Groenteman overheersen niet maar elk detail tekent zich duidelijk af in het geheel. Ze zijn alle drie goed bij stem waardoor de samenzang, net als op de plaat, ook live overeind blijft. Drummer Van Tol heeft ervaring met onder meer punkrock, hiphop en bigbandmuziek en hij voegt de broodnodige peper toe aan Gardners zalvende jaren zestigmelodieën. Een drummer in dit genre moet een vaste hand en een stalen gezicht hebben, want je moet zomaar een half nummer lang met een sambabal kunnen schudden zonder daarbij je cool te verliezen. Ringo Starr kon dat, Van Tol kan dat nog beter. De kit staat met recht vooraan opgesteld want met zo’n drummer moet je pronken.

Naast Van Tols pittige percussie levert de set geen verrassingen. Het is een uitstekende vertolking van de plaat, maar geïmproviseerd wordt er weinig. Gardner neemt het publiek daardoor niet mee op een psychedelische trip naar onbekende oorden. Voor nu beperkt hij zich tot het rariteitenkabinet dat we van het album kennen, maar hij legt daarmee wel een overtuigende proeve van bekwaamheid af: zijn mimicry meesterschap en zijn ongelofelijke oor voor detail zijn ook live indrukwekkend. De band onderstreept dit in de toegift met het prachtnummer ‘One eyed king’ en een nog onbekend liefdesliedje, misschien als een belofte voor nieuw werk in de toekomst. Wie zaterdag in die overvolle SuperMarkt stond kan zeggen: ik was erbij. Wie naast greep kan zich echter prima troosten met het album: Gardner heeft al in de studio zijn ziel aan de nummers gegeven. De live uitvoering kan daar niet veel meer aan toevoegen.