Dat de eerste klap een daalder waard is, hebben ze goed begrepen bij State-X New Forms, want de aftrap in de grote zaal van het Paard is niet mis. Gevierd altsaxofonist Ties Mellema is gevraagd om met het Residentie Orkest een vijftal contemporaine composities te vertolken. Mellema omarmt de zaal bij aanvang haast letterlijk, met een spannend stuk dat laag voor laag wordt opgebouwd door de musici die door het publiek heen verspreid door de zaal staan. Het optreden vervolgt met alle orkestleden op het podium en ieder stuk zorgt voor een nieuwe verrassing. De muziekfilm ‘Morendo’ is een hoogtepunt. Twee ouderen in hun woning worden met tederheid gefilmd. De fragiliteit van de film wordt versterkt door adembenemend mooie muziek, perfect getimed bij de beelden. Daarna slaat Mellema solo met zijn sax aan het loopen (jawel, met dubbel 'o'), op een voor hem geschreven stuk van componist Wilson. De compositie valt voor ongetrainde oren in het genre 'volkomen onbegrijpelijk modern' maar de bevlogenheid en virtuositeit van Mellema staan buiten kijf. Hij zet met het orkest een bijzondere sfeer neer die je niet verwacht zo in de buik van het Paard, een verfrissende keus van State-X om hiermee te beginnen. (LL)
Verslag State-X New Forms 2012: de vrijdag
Kunst en curiosa
Na een niet zo succesvolle editie van tien dagen in 2011 is State-X New Forms weer terug in het oude format van twee dagen in alleen het Paard van Troje. Het jaarlijkse festival voor nieuwe, verrassende muziek en performance art biedt als gewoonlijk een programma met vrijwel onbekende namen voor de avontuurlijk ingestelde festivalganger. En dat zijn er in Den Haag niet zo heel veel. Nieuw publiek vinden voor het festival blijkt dan ook keer op keer lastig.
Het is vooral een festival van weerzien. Overal begroeten mensen elkaar en al snel hangt er een gezellig ons-kent-ons-sfeertje. Nieuwe festivalgangers zijn in de minderheid. Het is vooral de oude garde die ieder jaar gaat, die er ook deze keer weer bij is om zich onder te dompelen in het verrassingsmenu van het jaar. SXNF draagt traditioneel de signatuur van de drie programmeurs, die zich niet laten beïnvloeden door wat het publiek zou willen zien of wat commercieel kan bijdragen aan succes. Inspelen op nieuwe trends, zoals festivals als Le Guess Who?, Motel Mozaique en Rewire doen is er niet bij: bij SXNF ben je als bezoeker op audiëntie bij de connaisseurs der avant garde die je laten zien wat ze de afgelopen tijd op muzikaal gebied ontdekt hebben, aangevuld met curiosa en een paar oudgedienden. Voor de meeste acts zijn de locaties in het Paard van Troje te hoog gegrepen, wat resulteert in nog niet voor de helft gevulde zalen die door het festivalkarakter ook nog eens snel leeglopen.
De bus
Naast de vier reguliere locaties in het Paard van Troje staat voor het pand een oude stadsbus geparkeerd. Onder de naam Elektruck kunnen bezoekers plaatsnemen achter een computer met daarop Ableton Live, software die door veel dj’s en muziekproducenten gebruikt wordt om elektronische muziek te maken. Wie een beetje thuis is in het programma kan samples van SXNF artiesten mixen en manipuleren en zo een eigen muziekstuk in elkaar klikken. Het wordt pas echt leuk als je je verzameling loops deelt met de andere mensen die in de bus bezig zijn. Alles wordt door elkaar heen afgespeeld, wat je in theorie een jamsessie kunt noemen. Otto van Schirach, die later in de grote zaal zal optreden, heeft ervoor gekozen zijn intrek in de bus te nemen in plaats van in de kleedkamer en vermaakt zich uitstekend met zijn Belgische VJ Ange Bruneel en een derde kornuit die iets met een speelgoedplatenspelertje zit te doen maar niet zo goed uit zijn woorden komt. Al met al een gezellig boel, al nemen niet heel veel festivalbezoekers de moeite zich in de jam te mengen.
Paardcafé
Het Paardcafé is de hele avond goed gevuld. Er staan drie Haagse acts op het programma die prima binnen het concept van het festival passen. Het Paardcafé wordt vooral gebruikt voor de meer sfeervolle en ingetogen acts: een leuke afwisseling als je deze plek vooral kent van het aangeschoten studentenvolk dat er ieder weekend rondhangt. Iets na negenen is het de beurt aan het Haagse Stargazer, een samenwerkingsverband tussen het drone-orkest Trapper en improvisatieband Slyder. Hoewel een act waarin drones - het aanhoudend gebruik van een noot of akkoord tijdens een muziekstuk - centraal staan op papier erg hoogdrempelig overkomt, weet Stargazer duidelijk stilte af te dwingen bij het publiek. Wellicht omdat de muziek van Stargazer een meditatieve werking heeft: je krijgt gedurende het optreden zowaar het gevoel alsof je in de buik van een walvis zit. Bovendien weet de band op slimme wijze spanning op te bouwen door middel van stuwende baslijnen, dissonante klanken en mystieke vocalen. Wanneer deze spanning uitmondt in een stevige improvisatiepartij aan het slot van het optreden weet je dat je hier te maken hebt met één van de bijzondere pareltjes van de State-X New Forms programmering. (LA)
En dan aan Droppings om zijn armageddon in het Paardcafé gestalte te geven. Het nieuwe Haagse noise-drietal heeft zich vanavond in citroengele shirts gehuld en geeft bij het soundchecken vast een voorproefje van het trommelvliesgeweld dat te verwachten is. Oordoppen in, daar gaan we! Twee gitaren (géén bas, want dat geeft maar structuur) en een drummer denderen al improviserend door en over elkaar heen in een gruizige wildwaterbaan van geluid. Halverwege de set wordt verbaasd in de microfoon geroepen: ”We hebben nog niet eens iedereen weggejaagd!” en de ongepolijste aanpak van het drietal zal inderdaad niet iedere bezoeker hebben weten te bekoren, zeker niet wie net bij de pro’s van het Residentie Orkest vandaan komt. Het rammelt, het schuurt, de vocalen zijn niet om over naar huis te schrijven, maar de twee gitaristen zetten een lekker noisegeluid neer. Er komen intrigerende samples voorbij en met die fijne drummer erbij is het geheel vanuit een noise-perspectief prima te pruimen. (LL)
Ook tijdens het optreden van het Haagse Knotwilg blijkt weer dat State-X New Forms haar kleinste zaal niet gebruikt als afvoerputje van het festival, maar als fijne proeftuin voor nieuw talent. Knotwilg is vooral een interessante mix van oude en nieuwe muzikale invloeden: traditionele, folky songs krijgen een modern randje door het gebruik van sferische samples. Toch is het paradepaardje van de band vooral zangeres Julie Scott, een prachtige glitterende verschijning met fluwelen stem. Dat Julie een rasartiest is blijkt uit het feit dat ze moeiteloos kan switchen tussen ingetogen en theatraal: zo blijkt ze ook een charmant actrice tijdens het aandoenlijke slaapliedje ‘Scheepjes vergaan’. Met name de verstilde momenten in het optreden waarop de samenzang tussen Julie en celliste Fleur goed hoorbaar is zorgen echt voor kippenvelmomentjes. Al met al is Knotwilg met haar mooie composities, innemende frontvrouw en strakke live-optreden absoluut een band die je raakt. (LA)
Kleine zaal
De vrijdagavond begint in de kleine zaal met een kunstzinnig uitstapje, waar Nina Boas festivalbezoekers laat deelnemen aan haar live videoclips. Voor deze videoclips wordt gebruik gemaakt van ouderwets knutselwerk dat ter plekke door Nina en haar vrijwilligers in elkaar wordt geflanst. Zo worden aan het begin van het optreden op de vloer van de zaal allerlei papieren outfits gemaakt, die de vrijwilligers vervolgens in een performance mogen ‘dragen’ . Nina is gedurende haar gehele act zowel regisseuse als artiest: het is dan ook wonderlijk om te zien hoe ze tijdens het maken van haar videokunst op strenge toon haar vrijwilligers aanstuurt, om vervolgens op kokette wijze haar Franse liedjes ten gehore te brengen wanneer de beelden af zijn. Het ter plekke fabriceren van het materiaal voor deze filmpjes vraagt tamelijk veel geduld van het publiek. De teleurstelling bij Nina is dan ook zichtbaar wanneer een groot deel van het publiek na haar eerste performance afhaakt. Wellicht dat ze er goed aan zou doen om de volgende keer een persoonlijk assistent aan te stellen om het proces te versnellen: wanneer je een festivalbezoeker te lang laat wachten vraag je immers om problemen. (LA)
Om tien uur start Plus Instruments, de band rondom Truus de Groot die al sinds eind jaren zeventig actief is. Je waant je op een loftparty in New York City anno 1980. De no-wave klanken a la Suicide knallen uit de speakers en daar zingt Truus dan overheen. De twist bij Plus Instruments is dat er een echte drummer zit en een bebaarde theraminspeler voor de nodige sfeeraccenten zorgt. Het gaat over wilde kalkoenen, saaie steden en vliegende tapijten. Na een half uurtje loopt de zaal behoorlijk leeg (Mission of Burma begint in de grote zaal), wat met een vrolijk “Ik ben blij dat we alle slechte mensen weg hebben gejaagd” wordt geduid. Het monotone van de muziek van Plus Instruments maakt het absurd en daarmee fascinerend - en dat geldt ook voor de energieke frontvrouw. Truus is de kwieke tante die je op je verjaardagsfeestje wilt uitnodigen als tegenhanger voor al die saaie andere familieleden. (FV)
In de kleine zaal gaan we verder met het Engelse Tall Ships. “Last time we played in Den Haag, it was for one person. We are glad to play for such a big audience!” spreekt de zanger tot tweemaal toe verheugd uit. Inderdaad, de jongemannen zijn niet voor niets uit Engeland overgekomen, want zij overtuigen vanavond vriend en vijand met hun harmonieuze en dynamische indierock. Naast de geijkte gitaar, bas en drums staan er ook een synthesizer en loopstation op het podium, maar deze elektronica wordt slechts subtiel ingezet om nummers meer diepte te geven. De jongens zijn goed op elkaar ingespeeld, de zanger heeft een fijne stem en het resultaat is overweldigend mooi. Er komen nummers voorbij met een lange aanloop die psychedelisch uitmonden in een apotheose van goed-gearrangeerd muziekgeweld, maar er is ook een bijna akoestisch liefdesliedje. Het geheel is dynamisch en meeslepend. Als afsluiter legt de bassist zijn gitaar aan de kant om een potje vierhandig te drummen met zijn buurman en hiermee laat Tall Ships de kleine zaal met een grote glimlach achter. (LL)
En dan. Eén uur ’s nachts, kleine zaal. Gum Takes Tooth neemt de leiding in een primaire jungle van percussiegeweld. Op het podium staan twee drumstellen als bij een bokswedstrijd tegenover elkaar, aangevuurd door een bizarre magiër genaamd Jussi, die vanaf de achtergrond met knoppen en toetsen het geluid manipuleert. Gum Takes Tooth wijkt voor dit optreden af van de originele bezetting met één drumstel. Het blijkt een gouden greep want met zijn drieën zetten ze een niet te stuiten optreden neer. De twee drummers houden zich geen moment in en gaan als door de duivel bezeten op hun kits tekeer. Behalve direct de zaal in, sturen zij hun ritmes ook als signaal naar de synthesizers van Jussi. Naast het geluid van de twee drummers vervormt hij ook zijn eigen stem en een paar door hem gehanteerde, ondefinieerbare blaasinstrumenten. Als een geesteszieke dirigent, met veel gevoel voor drama bepaalt hij de koers van het geluid. Het resultaat is opzwepend, rauw, authentiek en hard: de twee drumstellen met de over-the-top bas doen borstkas, broekspijpen en neusvleugels trillen. We wanen ons bij een tribaal duel uit een lang verdwenen beschaving. Het gaat hard tegen hard en tot bloedens toe, want later twittert de band dat er bloed aan de stokken zat ‘but it was all worth it’. Na een explosief einde laat Gum Takes Tooth de zaal juichend en verbijsterd achter. Echt nieuw, echt goed, echt een toffe State-X act. (LL)
Grote zaal
Voor degenen die de legende van Mission of Burma niet kennen: deze Amerikaanse postpunkband maakte begin jaren tachtig furore onder een kleine schare fans, om vervolgens een lange pauze te nemen wegens de steeds erger wordende oorsuizen van gitarist Roger Miller. Gedurende deze lange break groeide Burma uit tot een van de lievelingetjes van een hele nieuwe generatie muziekliefhebbers, die via muzieksites als Pitchfork het oude werk van de band had herontdekt. Maar in tegenstelling tot veel ouwe lullenbands die na lange tijd herenigen teert Burma niet op vergane glorie: sinds 2002 heeft de band excellent nieuw materiaal uitgebracht en live staat het nog steeds als een huis. Dat de tand des tijds deze heren uit Boston weinig heeft gedaan zie je op State-X New Forms vooral aan drummer Peter Prescott, die met zijn bulderende stem bij vlagen net zo’n beestachtige indruk kan maken als Animal van The Muppet Show. Hoewel Burma tijdens haar set zowel uit oud als nieuw materiaal put, worden een aantal generatiegenoten in het publiek helemaal manisch wanneer Burma afsluit met de puntige punkklassiekers ‘Academy fight song’ en ‘This is not a photograph’. Petje af voor deze oudjes, die met hun vakmanschap en bescheidenheid een voorbeeld zouden moeten zijn voor de hedendaagse stroming postpunkbands waarbij toch vooral het imago centraal lijkt te staan. (LA)
Otto von Schirach weet de meest spectaculaire show van de avond neer te zetten in de, ook voor hem, veel te grote zaal. Er zijn optredens die je niet moet proberen uit te leggen en dit is er eentje van. Dubstep, hiphopbeats, gabberhouse, het thema van Superman. Een als dokter verkleedde VJ met een rattenmasker op. En de meneer met het platenspelertje uit de Elektruck is nu een Chinees. Bijzonder is dat niet alleen het immense projectiescherm wordt gebruikt, maar dat via een beamer aan de zijkant ook projecties op de drie mannen worden getoond. Muzikaal heeft het niet zo heel veel om het lijf, maar het is wel erg leuk om naar te kijken. (FV)
Foyer
Op voorgaande edities stond traditioneel het Prak-podium in een hoekje in de foyer van het Paard van Troje. Prak bood plek aan kleine optredens en bijzondere ontmoetingen met muzikanten. Op dezelfde plek vindt vanavond het optreden plaats van Eloisa Fortes. Terwijl op de muur achter haar een video wordt vertoond van een aan een kadaver kluivende raaf loopt Fortes naar een keukentafeltje met daarop wat elektronica. Ze draagt een driehoekig zwart kartonnen masker, heeft zwarte vegen op haar armen gezet en oogt als een vogelverschrikker die iets te lang buiten heeft gestaan. Muzikaal valt er over de performance niet meer te vertellen dan dat er geluid uit komt. Fortes heeft haar eerste en enige gitaarles gemist, maar dat weerhoudt haar er niet van enthousiast over de snaren te krassen. Na tien minuten vertrekt ze even plotseling als ze is gekomen. De voorzichtige uitleg is dat ze de verpersoonlijking van de raaf in het filmpje is en met haar gitaar het schrille gekrijs van de vogel imiteert. Maar het kan ook over het verdriet van het kwijtraken van haar schoenen gaan, of een liefdesverklaring zijn aan de bastognekoek. (FV)
Even later staan de meest bijzondere instrumenten van het festival klaar op het podium in de foyer. Een knap gefiguurzaagde viool en cello staan te wachten op de handen van David-X. De Franse beatboxer heeft eerder op de dag een workshop gegeven en doet nu zelf zijn optreden. In een Michael Jackson-achtige outfit bromt en proest hij een heel arsenaal aan ritmes de foyer in, waarbij hij slim gebruik maakt van loop- en effectapparaten. Hij rapt over zijn eigen beats heen, gebruikt Pringles voor extra effecten en laat zien hoe je met een accuboormachine prima dubstep kunt maken. David-X nodigt uit tot participatie en dansen, waar een aantal mensen graag op ingaat. De interactie maakt het een verbluffend optreden wat veel langer duurt dan gepland. David-X weet in zijn eentje een spannendere show neer te zetten dan menig band die in andere zalen in volle bezetting hun best staan te doen. (FV)
Dat ook bezoekers van een tamelijk progressief muziekfestival als State-X de behoefte hebben aan hun dagelijkse dosis debiliteit blijkt tijdens het optreden van Alek et les Japonaises. Dit Belgisch-Japanse duo is slim in de foyer geparkeerd, waardoor aardig wat mensen die een biertje willen halen of een peuk willen roken blijven plakken om de gekte te aanschouwen. Het in gouden pakken gehulde duo lijkt een hele Intertoys aan speeltjes te hebben leeg gekocht: van hoepels tot een heuse olifantenslurf waar veertjes uit schieten. De ronduit belachelijke liedjes over snottebellen en marshmallows worden afgewisseld met aerobicroutines (zoals de telkens terugkomende ‘jingle’), waar het publiek gewillig aan meedoet. Alek is bovendien erg aandoenlijk wanneer hij het optreden gebruikt om zijn Nederlands te ‘praktiseren’. ‘Countrymuziek’ wordt bijvoorbeeld vertaald in ‘landmuziek’. Al met al werkt de belachelijkheid van het duo ontwapenend en wil je daardoor meedoen. “Je kunt er toch niet belachelijker uitzien dan wij”, zegt de vrouwelijke helft van het duo aanmoedigend. Uiteindelijk is Alek et les Japonaises een act waar je grof geld zou voor betalen om bijvoorbeeld een vrijgezellenfeestje op te leuken. Of je thuis een geheel album van ze zou kunnen verdragen, dat is natuurlijk een heel ander verhaal. (LA)
De nacht
Vorig jaar had het festival met Flying Lotus, SBTRKT en Araabmuzik de absolute smaakmakers in de wereld van de elektronische muziek te pakken, wat ook zeker invloed leek te hebben op het aantal bezoekers. Dit jaar lijkt het dansbare gedeelte van het programma iets minder gewaagd. Zo is de set van Bambounou, een Fransoos met een geweldig eighties-kapsel, weliswaar eclectisch en strak maar niet bijzonder verrassend. Tijdens zijn optreden beweegt hij moeiteloos tussen minimalistische technoklanken en funky, met vocalen doorspekte UK-bass. Hij krijgt het publiek prima aan het dansen, maar daarbij speelt ongetwijfeld mee dat de overgebleven nachtbrakers al een aardige slok op hebben en graag willen afsluiten met een feestje. Dat een betere aansluiting met het State-X publiek mogelijk is, blijkt wanneer de danspasjes iets dikker worden aangezet als baardman Hostage het van Bambounou mag overnemen. Bij de foute samples en rave-kitsch van Hostage steekt het geluid van Bambounou immers een tikkeltje flets af. LA)