In tegenstelling tot de afgelopen twee jaar, vond de Popronde Den Haag dit keer niet plaats tijdens de Haagse PopWeek. Als één van de laatste steden van het rondreizende festival werd afgelopen zaterdag 5 november de Haagse binnenstad aangedaan. Het werd een succesvolle editie met veel pareltjes in de programmering. 3VOOR12 Den Haag deed een greep uit de line-up.
Bart van der Lee trapt de Popronde in Den Haag af. Tussen de gebakjes en de taartjes van de Bakkerswinkel brengt de bebaarde Utrechtenaar liedjes vol zielenpijn. Het publiek nestelt zich in de luie stoelen met thee en koffie terwijl de singer-songwriter zingt over zelfmoord en de moeizame relatie met zijn opa. Van der Lee weet het publiek te boeien met zijn doorleefde teksten en zijn rauwe stem, die af en toe doet denken aan die van Eddie Vedder. Met een soort Nick Cave-achtige zwartgalligheid weet de zanger het publiek mee te slepen tijdens een wel heel minimalistisch half uurtje. Alleen het gekakel van het theekransje op de bovenste verdieping van de Bakkerwinkel weet af en toe de rust te verstoren. Een erg ingetogen begin van deze Popronde. (MP)
In een zo goed als lege lobby van het Parkhotel is het de beurt aan Ape Not Mice. Normaal gesproken bestaat de band uit vijf personen, maar vanavond beklimmen slechts twee bandleden het podium. Zangeres Diede Claesen grapt dat het door het weinige publiek een privé concertje gaat worden. Maar al snel komen nieuwsgierige hotelgasten en Poprondevolgers, gelokt door de vrolijke klanken van het tweetal, de hotellobby binnen. De band maakt muziek in de momenteel zo populaire stijl van Caro Emerald. Poppy jazz met heel herkenbare alledaagse thema’s. Zo is er ‘Spotty Nose’voor mensen die ergens allergisch voor zijn, maar nemen ze ook de MTV-meisjes op de hak in ‘Like Yeah’. Claesen windt door haar energieke persoonlijkheid in no time alle bezoekers om haar vinger. Wiebelend op haar hoge hakken rinkelt ze met een fietsbel en blaast ze op een kazoo. Het is misschien niet het artistieke hoogtepunt van de avond, maar vrolijk word je er wel van. (MP)
Helemaal achterin een klein koffietentje vlakbij de paleistuinen speelt singer-songwriter Marijn. “Ik ben Marijn uit Den Bosch en ik ga in drie kwartier al mijn liedjes spelen”. Alleen en slechts bewapend met een akoestische gitaar speelt hij zijn ingetogen, mooie rustige liedjes waarbij vooral zijn warme rustige stemgeluid opvalt. Aan tafel zitten twee oma’s en een opa te genieten van de warme klanken van Marijn en de lekkere hapjes op tafel. Op de achtergrond klinkt de koffiemachine en geroezemoes van het publiek. Er worden nog wat schaaltjes tortilla chips met heerlijke dipsaus neergezet en een bord met toastjes wordt rondgedeeld door de gastvrouw. Een heerlijke ongedwongen sfeer waarin de ambachtelijke liedjes van Marijn prima gedijen. Naarmate het optreden vordert wordt het ook steeds drukker. Net als het echt dreigt in te zakken speelt Marijn het meer up-tempo nummer ‘Up in flames’. Variatie als deze mag er best iets meer in. Zichzelf verontschuldigend kondigt hij na drie kwartier zijn laatste nummer aan; “ja, sorry dit zijn alle nummers die ik heb geschreven, maar ik kan er straks wel eentje nog een keer doen”. Er wordt geroepen om een “repeatje” en Marijn speelt ‘Up in flames’ en ‘Scarecrow’ nog een keertje. En tijdens dit allerlaatste liedje is het publiek ineens helemaal stil, een mooi einde van een prima optreden. (RK)
Niet Qeaux Qeaux Joans, zoals aangekondigd in het programma, maar Lake Montgomery maakt haar opwachting in Ned Kelly’s. De organisatie houdt er kennelijk van haar bezoekers te verrassen want dit is niet de enige artiestenwissel van de avond. Ietwat schuchter en verlegen pakt de eigenzinnige zangeres haar gitaar en voert ze het luidruchtige publiek mee op een zee van ach en wee. Ze heeft de blues en dat mag iedereen weten en voelen. Jammer genoeg weet ze de aanwezigen, die zo te zien al de hele dag met een glas in de hand op dezelfde barkruk geparkeerd zijn, niet continu te boeien. In eerste instantie wordt het optreden verstoord door de constante vraag om iets vrolijks te spelen. Pas als ze een prachtige eigen versie van de Brel-klassieker ‘Ne me quitte pas’ eruit weet te persen is het stil. Dan is de speelduur van een half uur helaas al voorbij. (MP)
Gerhardt wordt vaak als singer-songwriter weggezet, maar vanavond gaat dat zeker niet op. Tijdens de Popronde in Den Haag is Gerhardt een leuke energieke stevige popband. En in De Bieb weet de band, en vooral frontman Gerhardt zelf, er ook nog een erg vermakelijke show van te maken. Soms is hij zich wel iets te veelbewust van zichzelf, maar toegegeven, hij weet het publiek wel wat losser te krijgen. Ondanks zijn prominente aanwezigheid krijgen alle bandleden, zeker muzikaal, uitgebreid de ruimte. Soms vliegt de band bijna uit de bocht, zoals bij het up-tempo nummer ‘Howling like a dog’, maar net op tijd keert de band terug naar het liedje. Instrumentaal en tekstueel zit het goed in elkaar en het ruim aanwezige publiek reageert dan ook enthousiast. (RK)
Ze Mannschaft kondigt zichzelf aan als een ‘Amsterdamse band naar Duits model.’ Volgens de bio op de Popronde site maakt de band muziek die ‘stampend ritmisch als de fabrieksmachines uit het Ruhrgebied’ is en ‘wendbaar als de sportmodellen van Audi en Mercedes’. In O’Caseys is het geluid vanavond vooral heel erg hard, overstuurd en niet altijd even zuiver. Als een soort tank walst de band over de kroegbezoekers heen. Bas, drums en trainingsbroeken overheersen terwijl er toch echt wel meer op het piepkleine podium van de Ierse kroeg staat. Of het door de muziek komt of door de hoeveelheid Guinness die er inmiddels naar binnen is gegoten is niet helemaal duidelijk, maar de herrie wordt gewaardeerd en er wordt zowaar ook gedanst. Jezelf met grote woorden aanprijzen terwijl je uiteindelijk een ietwat slap aftreksel van Franz Ferdinand bent is misschien wat overmoedig, maar vanavond blijkt het toch een geslaagde gok. (MP)
Ondanks, of misschien wel dankzij, het keiharde moddervette geluid van Barbarella is het in de SuperMarkt nog best rustig. Op gepaste afstand staan wat mensen ingehouden licht te bewegen op de Amerikaans klinkende ‘boze mannenrock’ van dit Nijmeegse kwartet. Muziek waarbij je eerder een heftige pit verwacht. Vooral de vanonder zijn Amerikaanse truckerspet boos kijkende gitarist Jaap Lagerweij onderschrijft dit beeld met zijn voorkomen. Het tempo is moordend en het volume oorverdovend, maar toch blijft het liedje altijd intact, met kop en staart. Ook is er voldoende ruimte om het slot van een nummer jammend lekker op te rekken. Dichter bij huis zal deze band ongetwijfeld meer publiek trekken en zal er vast een pit ontstaan, helaas niet vanavond in Den Haag. (RK)
Ook nu worden de Popronde-bezoekers getrakteerd op iets anders dan wat er op de oorspronkelijke programmering stond. Niet Rachel Louise of Gavin Mee, maar Rufus Kain staat in de hal van het Nutshuis. Weer een singer-songwriter, en een die weinig vrolijks te melden heeft. Luisterliedjes in de stijl van Jaap Fischer en Boudewijn de Groot met volgens een bezoeker af en toe een vleugje Cohen en Cash. Je zou het bijna kleinkunst noemen. De combinatie van de locatie, de muziek en de teksten (het zijn bijna gedichten te noemen) is verrassend en werkt verbazingwekkend goed. Kain vertelt tussen de nummers door dat hij best een vrolijk persoon, maar die conclusie valt niet te trekken uit zijn monotoon gezongen teksten. Zelfs de wat meer uptempo nummers weet hij nog heftig deprimerend over te brengen. Je kunt veel over Kain zeggen, maar niet dat hij het gekozen muzikale pad, niet tot in perfectie doortrekt. De treurigheid druipt ervan af. Je moet ervan houden en gelet op de cd’s die na de set grif van de hand gaan, houdt het Popronde-publiek hiervan. (MP)
Laat op de avond maakt het duo Mensenkinderen haar opwachting in het Korzo theater. Je zou denken dat er op dit tijdstip iets geprogrammeerd wordt wat de mensen weer een beetje wakker schudt. Het tegendeel blijkt waar. Een letterlijk valse start met kabbelende tweestemmige rijmelarijtjes over dijken, water en een oma in een verzorgingstehuis. Het is misschien niet helemaal eerlijk om de Rotterdammers af te rekenen op de overdosis aan singer-songwriters die met zichzelf en met de wereld overhoop liggen, maar het is het allemaal gewoon net niet. De band doet een poging om op Sigur Ròs te lijken, maar zonder goede poëtische teksten lijkt die poging gedoemd te mislukken. En toch is het niet allemaal negatief. De nummers hebben bij vlagen een geweldige melancholische klank dus de potentie is er wel. Nu alleen het tekstniveau nog opschroeven. (MP)
In een vol en broeierig café De Bieb mag Amarins & Le Gatte Negre de avond afsluiten. Vooraan op het podium staan drie meiden met harmonica, akoestische gitaar en viool elk achter een microfoon. Op de achtergrond zorgen Alessandro Mezzogori (voornamelijk op staande bas) en Tycho Burgerhoff (op percussie) voor de ritmische ondersteuning. Samen speelt dit bonte gezelschap een mix van folk met veel gipsy invloeden, aangevuld met veel humor. Zo wordt er voorafgaan aan het nummer ‘Hassle the Hof’ ruziegemaakt over wie van de drie nou het vriendinnetje van David Hasselhof is. Het nummer begint heel subtiel met een gipsy variant op de intro van Nightrider. Later valt er even een stilte dat als vanzelf wordt opgevuld met het intro van ‘Groove is in the heart’ (nineties klassieker van Deee-Lite). Een liedje over een zeeman wordt erg leuk ondersteunt met tekeningen en vier van de vijf bandleden die achter de staande bas plaatsnemen in een denkbeeldige boot. De prachtige samenzang van de drie dames wordt vaak vergezeld met jaren dertig-achtige danspasjes. Leuk ingestudeerd zonder dat het afbreuk doet aan de spontaniteit. Er worden ook nog wat rare fluitjes en een speelgoedharmonica bespeeld, wat ook weer een lach op ieders gezicht tovert. Daar bovenop druipt het spelplezier van elk van de bandleden af. Amarins & Le Gatte Negre heeft het allemaal; fijne liedjes, goede ervaren muzikanten, spontaniteit, veel humor en een constant boeiende performance. (RK)