LP-recensie: The Deaf - ‘Toot Whistle Plunk Boom!’

De liedjes blijven als klam zweet in de lucht hangen

Cok Jouvenaar ,

“Aaaaaaaaaaaaaaaaah!” Is dit lekker of niet? De keuze is simpel. Deze langspeler aanschaffen op een digitaal schijfje of op écht vinyl. Zwart of wit? Een beetje freak schaft natuurlijk een witte vinyl aan en laat deze een week lang op de draaitafel liggen en uit alle luidspeakers knallen, zodat vrouw, kind, kat en buurvrouw gillend de straat uitrennen. Dit is wat we verwachten van een échte Haagse nieuwe!

Hij is uit, het (lang)verwachte debuut van The Deaf. Een aantal weken geleden presenteerde dit kwartet, dit magistrale werkje. Uit het sfeerverslag op deze site hebben we gelezen dat het een goed feestje was. Van Spike, Janneke, Kit en Mau is bekend dat dit live als een huis staat. Des te groter is vraag ‘blijft The Deaf overeind op een geluidsdrager?’ Het antwoord is volmondig JA! De naald weet perfect de groeven van het witte vinyl te vinden en gaandeweg is de volumeknop een tandje hoger gezet. Tot frustratie van menig huisgenoot.

Vanaf de eerste slag op de drums is de toon gezet. “That’s right boys and girls, it’s 1973!” spuugt Spike van Zoest je als eerste tegemoet. Alleen is het geen 1973, maar eerder 1966 bij het beluisteren van dit album. Acts als The Pretty Things, Them, The Animals, The Outsiders en zelfs Dick Dale en The Beach Boys komen boven als referentie. Bands die hun eerste successen boekte toen de muzikanten van The Deaf nog in de pijplijn zaten. Toch houdt The Deaf hiermee de reputatie van Den Haag hoog. Van oorsprong is deze residentie een beatstad en dit wordt nu weer met verve uitgedragen.

Openingsnummer ‘1973’ klinkt authentiek maar stiekem ook wel hedendaags. Dit is gegarandeerd hitmateriaal, evenals ‘Coming down that road’ en ‘Long way down’. Een beetje muziekprogramma pakt één van deze songs op en scoort hiermee een gegarandeerde top 10 hit. De raggende gitaar van Spike is lekker aanwezig, ook het Farfisa-orgeltje van Mau is als handelsmerk te gebruiken. Dit is het orgeltje dat gebruikt is in de pop-evergreen ‘House of the rising sun’ van The Animals door Alan Price. Een logische keus van dit Haagse viertal om ermee aan de haal te gaan. Het is vooral het samenspel van orgel en gitaar wat de saus maakt in sommige nummers. ‘I’m alive’, ‘Got to go deep’ en ‘Are you scared?’ zijn mooie voorbeelden. ‘Are you Scared?’ krijgt hierdoor iets geils mee. ‘Got to go deep’ moeten we prijzen door de mooie samenzang van bassiste Janneke Nijhuis en Spike, die prachtig doorragt op zijn gitaar.

Bij het surfachtige ‘He’s my man’ moet je goed luisteren wie van de twee de leadvocals op zich neemt. In sommige gevallen lijken de stemmen erg veel op elkaar. In ‘Live forever’ is duidelijker hoorbaar wie er wat zingt. Mede door de mondharmonica van Remco Prins heeft dit nummer een Rolling Stones-achtige feel. De behoefte om ‘Aftermath’ van deze Britse superband er achteraan te gooien is dan ook groot.

Zoals het hoort, horen we letterlijk ronkende gitaarversterkers over de nek gaan en overstuurd de boel soms flink. Dit is toch wat we willen horen als we onze luidspreker open gooien. Het outro van ‘Jumping around’ bijvoorbeeld. ‘Dead Moon rise’ refereert naar het garagetrio ‘Dead Moon’. Het verhaal doet de ronde dat Spike bij een optreden van deze legendarische Amerikanen was in de Bazart, erg onder de indruk was en zelf ook zo’n soort band wilde starten. Zie hier het resultaat. Fred, Toody en Andrew zouden trots zijn bij het horen van dit overstuurt meesterwerkje. ‘The spider’ is het perfecte slot. Dit begint als een nummer van Iron Butterfly, waarna The Deaf de registers opentrekt voor de finish. Waarna een sixties-science fiction geluid overblijft en je platenspeler uitslaat.

‘Toot Whistle Plunk Boom!’ is er één om te ondergaan. Het liefst op vinyl en hard. Dat is de enige manier om dit te beleven. Hiermee bewijst The Deaf écht de Haagse band van het moment te zijn.