De eerste echte festivaldag van The Hague Jazz op het terrein van het Kyocera Stadion kende hoogte- en verbeterpunten. Muzikaal was het festival dik in orde met optredens van Bilal, Andreya Triana, Bobby Womack, Fat Freddy’s Drop en Grace Jones. Organisatorisch waren er echter nogal wat kinderziekten en de kritiek van de bezoekers was dan ook niet van de lucht.
“Ik reis iedere zomer alle belangrijke jazzfestivals in Europa af en ben ook op alle edities van The Hague Jazz geweest”, vertelt de in London woonachtige Norman. “Ik begrijp niet waarom het festival van het congresgebouw naar deze locatie is gegaan. Het mist de elegantie die bij een jazzfestival hoort. Het oogt armzalig en ik voel me hier niet thuis.”
Terwijl een paar honderd mensen in de Chez Ella zitten te wachten op het optreden van Rachelle Ferrell (wat uiteindelijk drie kwartier te laat begint), swingt Lefties Soul Connection in Glenn’s Blue Note alvast flink de pan uit. De explosieve mix van rockabillyjazz met surfinvloeden, voorzien van gierend orgeltje, zet de vroege aanwezigen op scherp. Waylon, aangekondigd door de winnares van een 3FM prijsvraag, verzorgt ondertussen de opening in de feesttent van het festival, de A-Train. Hij doet waar hij voor komt en speelt een gedegen set zonder echter verrassingen. Rachelle Ferrell staat uiteindelijk in een matig gevulde tent de longen uit haar lijf te zingen en toont zich een ware stemkunstenares die in de ongezellige tent niet erg op haar plaats is.
Ondertussen staan er lange rijen bij de verkooppunten waar cateringmuntjes te koop zijn. Niet overal kan gepind worden, wat voor sommigen betekent dat ze opnieuw in een andere rij moeten aansluiten. Als de organisatie ook nog aangeeft dat eenmaal gekochte muntjes niet meer ingewisseld kunnen worden voor geld neemt de ergernis nog verder toe.
Van veraf lijkt er een heel orkest te staan. Kom je dichterbij dan blijkt het toch echt om één man te gaan: Andy McKee. Geen loopmachines of andere foefjes, maar puur gitaarspel. De Amerikaan is subliem in kabbelende muziek, maar brengt ook een zeer opzwepend nummer op een bizar instrument, waarbij uit één stuk hout een gitaar én bas gemaakt zijn. De harpgitaar. Als je de handen van McKee volgt, blijf je jezelf afvragen waar die vele klanken toch vandaan komen. Uit elke vinger komt een melodie en daarnaast maakt hij ritmische beats op het hout. Jammer dat door de indeling van de zaal - Nina's Overnight - enkel de eerste paar rijen de gitarist in actie kunnen zien. Daarachter zie je enkel hoofden en iPhones in de lucht. Waarschijnlijk de reden waarom het redelijk rumoerig wordt. Waar zijn de heerlijke zitzakken van vorig jaar? Of gewone stoelen? Het is ook moeilijk binnenkomen door de smalle ingangen.
Van Nina’s Overnight naar Louis’ Basement (!) op de eerste verdieping (!!) is hemelsbreed niet zo ver, maar door de drukte is het een hele toer om de oversteek te maken. Buiten regent het en veel mensen zoeken warmte in de binnenlocaties, even weg van de grauwe staal- en betonomgeving van het stadion. De aanwezige liften mogen niet gebruikt worden, wat op enig onbegrip stuit.
Michiel Borstlap brengt op zijn vleugel standaard-jazz, met de typerende loopjes. Daar heb je een luisterpubliek voor nodig, maar nu is de Louis’ zaal juist als kroeg ingericht. Overal staan bezoekers aan tafeltjes luidruchtig te praten of zelfs keihard te lachen. In een hoekje blijkt een muntverkoop te zijn, maar die wordt door de meesten niet opgemerkt (verderop sta je ruim een kwartier in de rij). Op zich is het al een hele kunst voor Borstlap om zijn concentratie niet te laten verbreken. Hij maakt geen enkel foutje en gaat helemaal op in zijn spel. Op de een of andere manier weet hij het geluid te negeren en zich te richten op de pakweg veertig luisteraars, die in extase meebewegen op de klanken. Vaardige pianist, maar wel muziek voor een selectief groepje.
Het merendeel van het publiek is blank, maar in Miles’ Home staan ineens een hoop donkergetinte dames, die hun heupen elegant heen en weer zwiepen. Ze zijn hier duidelijk voor Bilal gekomen en zingen de nummers luidkeels mee. De Amerikaanse soul, jazz en hiphopzanger heeft een krachtige, schitterende stem en wordt begeleid door een paar zeer talentvolle muzikanten. Samen brengen ze een heerlijke groove, waarop je niet stil kunt staan. Een lange versie van ‘Soul sista’ - bijna een kwartier lang - weet op de een of andere manier van begin tot eind te boeien. Echt uniek is de muziek overigens niet.
Glenn’s Blue Note op de begane grond is veel te klein voor Andreya Triana, die oorspronkelijk op zondag zou spelen. Op een laag podium waar maar een klein deel van de bij elkaar gepropte bezoekers haar kunnen zien, doet ze fantastische dingen met haar stem, effectapparaten en band. De temperatuur loopt op en menig bezweet voorhoofd kijkt geërgerd rond in de hoop dat er ergens een airco hangt. Degenen die vroegtijdig afdruipen kunnen terecht in de A-Train voor soullegende Bobby Womack. Dik een half uur te laat betreedt de kwieke 65-plusser het podium voor een swingende set vol sixties soul. Na zijn versie van ‘Stylo’ van Gorillaz volgt klassieker ‘Across 110th street’ en kan het optreden niet meer stuk. De hele set manoeuvreert Womack tussen pure soul en een heel klein beetje camp. Via Twitter laat de organisatie tegen het eind van de avond weten dat het muntjesbeleid is veranderd en dat niet gebruikte exemplaren nu weer wel terugverkocht kunnen worden.
De eerste avond The Hague Jazz 2011 kent twee headliners met een reggaeachtergrond. Grace Jones, die twee dagen eerder al een special concert verzorgde, staat gepland in de Chez Ella. Ondanks alle lovende recensies en het feit dat haar naam de hele avond over het festivalterrein gonst, lijkt de organisatie verrast over de hoeveelheid mensen die fenomeen La Jones in levende lijve willen zien. In drommen staan de Gracefans in de regen en kou te wachten tot de deuren van Chez Ella eindelijk open gaan. Bezoekers die extra betaald hebben voor een zitplaats komen bedrogen uit als blijkt dat de enige scheiding tussen betaalde en onbetaalde plaatsen plakkertjes op de stoelen zijn. Het publiek rent de zaal in en gaat massaal voor het podium staan. Eenmaal volgepakt besluit de organisatie een vrije ruimte van een meter voor het podium af te bakenen en zo geschiedt. Dranghekken worden door de menigte heen gewurmd en op weinig zachtzinnige wijze wordt het publiek een meter naar achteren geduwd. “Moest je stoelen reserveren? Ik ben gewoon naar voren gestierd”, verzucht Eva die geen kant meer op kan: “Het is een grote aanfluiting hoe dit allemaal geregeld is. Mega rijen voor de munten, onduidelijk waar je heen moet, heel amateuristisch allemaal.” Als na de nodige vertraging Grace Jones het podium betreedt is het leed snel vergeten.
Terwijl de meeste bezoekers staan te springen op de knallende klanken van Grace Jones (na ruim een half uur extra wachten!), is de sfeer in de A-Train circustent relaxed. Fat Freddy's Drop uit Nieuw-Zeeland brengt een combi van onder meer jazz, soul en reggae. Moeiteloos gaan de musici van de ene in de andere stijl over. Er staat een volledige big band, met blazers, percussie, gitaristen; alles erop en eraan. Toch blijft het vaak ingetogen. Wat is het alleen met die elektronische beat, die af en toe om de hoek komen kijken? Die techno-klanken zijn vaker gehoord vanavond en beginnen een beetje irritant te worden, zo laat op de avond. De ‘jazz’ is tijdens dit festival soms ver te vinden. Ach, misschien is het de vermoeidheid, want zeven uur geen stoel begint toch op te breken. Dat was vorig jaar beter geregeld. Zoals zoveel andere zaken.