Column: ‘Melle’s Maaiveld’ (12)

Verdomme

Melle de Boer ,

Ik heb het weer gedaan. Ja gezegd tegen iets waar ik helemaal geen zin in heb. Nu moet ik. En dat terwijl ik heerlijk aan het lezen ben in 'Vrijheid', een mooi boek van Jonathan Franzen. Dat boek moet ik zo wegleggen omdat ik weer eens geen nee kon zeggen. De vorige keer was ook rampzalig. Toen ben ik er van ellende maar bij op de grond gaan zitten. Och Jezus, wat doet een mens zichzelf toch aan?

Verdomme

Ik heb het weer gedaan. Ja gezegd tegen iets waar ik helemaal geen zin in heb. Nu moet ik. En dat terwijl ik heerlijk aan het lezen ben in 'Vrijheid', een mooi boek van Jonathan Franzen. Dat boek moet ik zo wegleggen omdat ik weer eens geen nee kon zeggen. De vorige keer was ook rampzalig. Toen ben ik er van ellende maar bij op de grond gaan zitten. Och Jezus, wat doet een mens zichzelf toch aan?

Het is zondagmiddag, dus zullen er wel kleine kinderen bij zijn. Niets tegen kleine kinderen, maar niet op die momenten. Ze kunnen met hun harde gepraat zo dicht bij je gaan staan. Het ergste is het als ze gek gaan dansen. De moedertjes vinden dat prachtig, die gaan dan foto's maken. Godverdomme. Het was toch goed zo? Op de bank met een boek. Zo nu een dan een kopje koffie. Ik zal aangekondigd worden. En dan moet je. Als buffer neem ik de laatste tijd mijn zwarte traporgeltje mee. Daarop doe ik het eerste liedje. In dat orgeltje zit de Heere. Dat scheelt. Dat eerste liedje heet 'Devils'. Een lied om de Heere in het orgeltje goed te stemmen. Daarna gaat het vanzelf. Dan sluit de wereld zich. Dan maakt het op zich niet meer uit. Behalve nu, bij dit soort dingen. Die kinderen kunnen met hun penetrante priem oogjes dwars door de muren kijken die mijn wereld omsluiten. Och Heere, spaar me.

Na het lezen zou ik heerlijk aan de slag gaan met het opknappen van mijn kapotte fixie. Geen echte fixie natuurlijk, dat zou zelfmoord zijn. Alleen al aan het schoonmaken van de onderdelen beleef ik onuitsprekelijk veel lol. Nu helemaal, nu ik niet aan mijn nepfixie kan werken is het werken aan mijn nepfixie zo'n beetje het beste wat een mens kan doen. Maar nee, ik moest weer zo nodig ja zeggen. Ze brengen het ook altijd zo mooi. Dan denk je van ach, het is toch weer wat geld. Daarmee kan ik voor mijn nepfixie een crankstel, inclusief trapas kopen. Ach, laat ik het maar doen.
Maar als de dag onvermijdelijk nadert, dan vervloek je jezelf.

Het is een truuk die Machiavelli al honderden jaren geleden opschreef in zijn 'De Heerser'. Mensen zijn eerder geneigd 'ja' te zeggen op vragen waar ze eigenlijk 'nee' op willen zeggen, als je het ze ver van te voren vraagt. Mensen hebben dan zo iets van, dat zien we dan wel weer. De mensen beseffen niet dat het 'ja' zeggen een belofte inhoudt waar je later niet onder uitkomt. En met het dichterbij komen van hetgeen waarop je ja hebt gezegd, dringen langzaam de consequenties tot de 'ja'-zegger door.

Het is ook zo behaaglijk warm binnen. Ik zou een heerlijke Bolognese saus kunnen maken. Of ragú zoals de Italianen zeggen. Zo'n saus die uren moet pruttelen om op smaak te komen. Dan ruikt het zo lekker in huis. Als alle ingredienten in de pan zitten hoef je alleen maar soms te roeren. Samen met lezen is dit een geweldige manier om de zondag door te komen. Een ander groot voordeel van deze saus is dat er flink wat wijn in moet, zodat je ongegeneerd al vroeg in de middag aan de rest van de fles kan beginnen. Maar nee. De kou en de stinkauto in. Verdwalen in een achterlijk dorp. Totaal opgefokt daar aankomen. De situatie in je opnemen. Vluchtwegen checken voor het geval je per ongeluk je gitaarhals tot aan de twaalfde fret in de keel van een dansend kind hebt geduwd. Op de terugweg zal ik mezelf voor de zoveelste keer beloven dit nooit meer te doen. Nooit meer spelen op de opening van een expositie.