Pop en politiek gaan eigenlijk niet samen. Zoals er scheiding tussen kerk en staat is zou er ook een scheiding tussen kunst en staat moeten zijn. Kunstenaars moeten een getrouw tijdsbeeld kunnen neerzetten. En dat moet zo objectief mogelijk gebeuren. Anders krijgen we staatskunst. Koektrommelplaatjes en stoere militaristische posters zoals in de tijd van Stalin.
Maar aan de andere kant zijn pop en politiek onlosmakelijk met elkaar verbonden. Zowel internationaal, nationaal als op gemeentelijk niveau. Tijdens het afgelopen Haags Popdebat bleek hoe betrokken de meeste politici waren met popmuziek. Er was geen partij te vinden die niks met popmuziek heeft. De sympathie voor pop is groot. Allemaal hadden ze herinneringen aan dat ene concert of festival. Of het nu een alternatieve band is in een vaag kraakpand, een dj-set of een concert van Kane in het ADO stadion.
Popmuziek staat voor vrijheid, sociale betrokkenheid, rebellie tegen de gevestigde orde. Popmuziek heeft hele culturen mede veranderd. Tijdens de jaren vijftig en zestig en in de jaren tachtig. Van Woodstock tot Live Aid en van de Stones in het Kurhaus tot Warchild. Daarnaast is de steun van de overheid voor popmuziek in Nederland ongekend en heel bijzonder. De afgelopen dertig jaar is een fijnmazig netwerk gebouwd van voorzieningen in alle steden en dorpen. Ieder gat in Nederland heeft een oefencentrum, een podium en een popfestival. Het merendeel van de voorzieningen krijgt subsidie. De grote commerciële locaties doen het op eigen kracht. Of het nu in Sittard is of in Amsterdam. Er is een popinfrastructuur. En dat mag gerust heel bijzonder genoemd worden.
Momenteel is Den Haag de absolute koploper in de ontwikkeling van popbeleid. Men is er van overtuigd dat de investeringen in popmuziek de hele stad ten goede komt. Het bevorderd de sociale cohesie en zorgt ervoor dat jongeren zich betrokken voelen bij de stad. Als je een goed gevoel krijgt tijdens een concert, je kent dat wel, dat bevrijdende gevoel even los van de aarde te staan, omdat je wordt meegenomen door de muziek. Dat gevoel is prijsloos, van onschatbare waarde. Daarnaast is de economische waarde van pop enorm.
Er gaat een enorme economische impuls uit van popmuziek. Klinkend bewijs hiervoor wordt geleverd in de Atlas van de Nederlandse gemeenten van 2007 waar de onderzoekers Martlet en Woerkens via wetenschappelijk onderzoek de economische waarde van podiumkunsten hebben onderzocht. Of het nu een broedplaatspodium is of een groot openluchtfestival. Popmuziek geeft werk aan vele duizenden medewerkers. Van stagemanager tot muzikanten, van programmeur tot barmedewerker. Tel uit je winst. Het zijn de muzikanten op het podium, de mensen achter de schermen en het naar muziek hongerende publiek die dag in dag uit al die concerten, groot en klein, mogelijk maken.
Ik hoop dat de politici in, maar ook buiten, Den Haag dit gegeven naar waarde weten in te schatten en het bijzondere popklimaat, in al haar verschijningsvormen, in stand houden. Wat je eenmaal stuk maakt komt nooit meer in de oorspronkelijke vorm terug.
Bram Vermeulen & De Toekomst - Politiek