Een tijd geleden fietste ik langs het Westbroekpark en zag in de verte gekleurde lampjes. Dat zag er zo gezellig uit dat ik besloot ernaartoe te fietsen. Met het naderen van de lampjes werd muziek hoorbaar. Gezellige muziek. Hoewel angst voor het onbekende mijn onderzoekende geest influisterde naar huis te gaan, liep ik het Parade terrein op.
Een bonte boel was het. Zoals zich dat wel eens in een boek van Herman Hesse voordoet. Een mysterieus theatertje lichtte op. Beschilderd met magische taferelen. En weer die gezellig lampjes. Dit theatertje had zo een grote aantrekkingskracht dat de paar gulden die de toegang verschafte geen hindernis vormde. Sterker nog, als men hier zonder te betalen naar binnen zou mogen gaan, zou dat verdacht zijn. In dat geval zou je met je ziel moeten betalen. Opgelucht maar trillend van wat komen ging betrad ik het magisch theater om me daarna op een van de eenvoudige stoeltjes neer te zetten. De voorstelling begon met hoorngeschal. De spelers vertelden hun verhaal zo kundig dat mijn vooroordelen omtrent kleinkunst verdwenen. Hier werd met liefde het toneel bedreven.
De kapitein voer zijn schip door een hevige storm. De zee, gemaakt van heen en weer schuivende houten golven, verslond het schip. De kapitein en zijn bemanning werden op het nippertje gered door zeemeerminnen. Och prachtig was het. Een heerlijke tijd onder water. Bij het afscheid moest de bemanning beloven dat ze, eenmaal in de normale wereld, niets over hun onderwateravontuur zouden delen met de bovenwereld. Want dan...dan zou de onderwaterwereld met al haar schoonheid vernietigd worden. Na de voorstelling liep ik dromerig de tent uit en hoorde nog wat warme Hobbit muziek. Daarna fietste ik naar huis.
DUS WIE HEEFT DE ONDERWATERWERELD VERRADEN?
Ik mag het Parade terrein op als ik een kaartje koop. Op dit kaartje staat: Toegang Terrein, met dank aan Eikelmans & Meijer Advocaten. Op de achterkant van het kaartje staat een reclame voor Fatboy. Die fashion victim zitzak, waar je maar niet lekker op kan zitten. Voor een keet staan vier jongens te dansen, ze doen alsof ze homo zijn, schreeuwerig als op de gay parade. Het publiek vindt het prachtig. Een dronken vrouw komt op me af en zegt: “kijk eens een beetje vrolijk.” Haar bieradem maakt me misselijk. Dat lukt niet mevrouw.
Ik wil weg. Het publiek lijkt geprogrammeerd om het hier leuk te vinden, en zingt in koor 'Wat is het hier gezellig en kunstzinnig allemaal'. Ik krijg een angstaanval en schreeuw: “IK WIL NAAR HUIS!” Het publiek omsluit me. Ze pakken me vast en slepen met naar de keet waar net de nep gay's voor stonden te dansen. Ik stribbel tegen, maar verzet is zinloos.
Een vilten narren muts krijg ik op mijn hoofd. Mijn kleren worden van me afgescheurd en een lekker gekke zilveren jaren 70 broek wordt me aangedaan. Borstharen worden met viltstift op mijn borst getekend en een nepsnor wordt onder mijn neus geplakt. Dan komt een man in een pak de keet in. Hij sist in mijn ene oor terwijl hij een brandende sigaar in mijn andere oor drukt. “Ik ben Eikelmans, van Eikelmans & Meijer advocaten en jij zal dansen jongen, zeven jaar lang. Daarna zal je zeven jaar parade publiek zijn en vrolijkheid uitstralen. Na die veertien jaar, als je je taak naar behoren hebt voldaan, dan pas laat ik je naar huis gaan.” Eikelmans verlaat de ruimte en ik sta voor de keet. Ik dans. Ik dans alsof mijn leven er van af hangt en denk aan de zeemeerminnen.