Haags Popdebat 2010 belicht: D66

"Als je jezelf underground noemt is het raar om je hand op te houden bij de overheid"

Frank Veldkamp ,

Vanavond, vrijdag 26 februari, wordt in de uitzending van Stork on Air het Haags Popdebat gehouden. Vertegenwoordigers van de verschillende partijen gaan met elkaar in debat over actuele zaken op het gebied van popmuziek. Voorafgaand aan het debat interviewt 3VOOR12 Den Haag de verschillende deelnemers. Dit keer is het de beurt aan Karel Feenstra van D66.

Karel Feenstra (1976) staat op de achtste plaats van de kandidatenlijst van D66 voor de Haagse gemeenteraadsverkiezingen. Naast cultuur en onderwijs maakt hij zich sterk voor burgerparticipatie: "Ik vind het belangrijk dat er naar burgers geluisterd wordt, het gaat om hun leefomgeving. Veel boosheid ontstaat omdat er niet geluisterd wordt, waardoor het vertrouwen in de politiek zakt."
 
Luisteren naar de radio doet Feenstra in ieder geval niet. "Ik ontdek nieuwe muziek vooral aan de hand van referenties. De line-up van Lowlands, artikelen in NRC en de Volkskrant en soms koop ik de OOR. In België zie je vaak overloop tussen bands, dEUS, Kiss My Jazz en Zita Swoon bijvoorbeeld. Dat gebeurt nu in Nederland ook. De laatste cd die ik kocht is van Tim Knol, waar Anne Soldaat dan weer op mee doet", licht Feenstra toe. "Ik koop al mijn muziek op cd en heb nog nooit muziek gedownload, niet uit principe, maar ik ben gewoon te lui om uit te zoeken hoe het werkt."
 
Volgende week is Feenstra te vinden in het Paard van Troje bij het laatste Haagse concert van Coparck en in maart staat I am Kloot in de Melkweg op de agenda: "Ik vind I am Kloot eigenlijk beter dan Oasis, de liedjes zijn veel mooier". In zijn muziekcollectie zitten behoorlijk veel Nederlandse bands, maar niet per se Haagse: "Ik heb John Dear Mowing Club gezien in de Koninklijk Schouwburg en luisterde in de jaren 90 veel naar bands als Hallo Venray en Burma Shave. Met Kane, DI-RECT en Anouk heb ik niet zoveel". De titel Popstad Nummer 1 dankt Den Haag volgens Feenstra voornamelijk aan haar muzikale verleden: "Met bands als de Earring en Shocking Blue heeft Den Haag die titel wel redelijk verdiend, maar de huidige Nederlandse popcultuur speelt zich toch vooral buiten Den Haag af. In het HPC en Musicon gebeuren een hoop goede dingen, maar de grote beloften van vandaag de dag komen er niet vandaan."
 
Cultuurbeleid behoort niet tot de vijf speerpunten (onderwijs, duurzaamheid, wonen, werken en overheid) waar D66 de nadruk op legt tijdens deze verkiezingscampagne. "We houden het herkenbaar en overzichtelijk. Er zijn urgentere zaken en als je te veel onderwerpen aansnijdt vervaagt de aandacht". Wel zijn er concrete plannen benoemd in het verkiezingsprogramma: "D66 zet zich in voor een hoogwaardig cultureel aanbod en we willen cultureel ondernemerschap stimuleren", licht Feenstra toe. "Bij grote theaters mag je best kijken naar kaartverkoop en stoelbezetting. Als dat achterblijft moet je je programmering aanpassen en we verwachten dat ook mogelijkheden als sponsoring of zaalverhuur voor andere gelegenheden worden overwogen. We hebben in Den Haag een aantal gedreven theaterdirecteuren die daarnaast ook nog voor diversiteit op hun podia zorgen. Het is ten slotte een daad van beschaving ook dingen neer te zetten voor een klein publiek."
 
Feenstra maakt onderscheid tussen kunstbeleid en kunstenaarsbeleid: "Als overheid zorg je ervoor dat er podia en galeries zijn. Met het kunstenaarsbeleid stuur je er op aan dat mensen die na het afronden van een opleiding beeldende kunst of muziek ook in de stad kunnen blijven om te werken."
 
Wat D66 betreft wordt Den Haag in 2018 Culturele Hoofdstad van Europa: "We moeten ons niet blindstaren op het nieuwe cultuurcentrum aan het Spui, waarbij de gemeente overigens maar 80 miljoen van de benodigde 240 miljoen voor haar rekening neemt. Er is genoeg potentie in Den Haag en ik zie bijvoorbeeld voor me dat de Binckhorst zich kan ontwikkelen tot een soort culturele Efteling, met een grote concerthal, bijvoorbeeld in de Fokkerloods, ateliers en oefenruimtes. Ook voor het popmuseum is het de uitgelezen plek. In Amsterdam staat vlak bij het Muiderpoortstation een gebouw met onderin oefenruimten voor muzikanten en daarboven bedrijven die zich in de periferie begeven, zoals managementbureaus, ontwerpers en andere creatieve ondernemingen. Dergelijke initiatieven kunnen zichzelf bedruipen zonder te veel overheidssteun."
 
Over de Haagse undergroundscene en de zogenaamde broed- en groeiplaatsen zegt Feenstra: "Als je jezelf underground noemt is het raar om je hand op te houden bij de overheid. Bands die het gaan maken hebben een combinatie van talent en drive in zich en dat zijn dingen die je als gemeente niet kunt faciliteren. Kijk naar de grungescene in Seattle, die is echt niet ontstaan in gesubsidieerde oefenruimten. Juist als je dat als overheid los laat en mensen creatief laat zijn komen de talenten vanzelf naar boven. Waarom zien we niet vanuit De Illusie de nieuwe grote Nederlandse bands voortkomen? En dat De Illusie weg moet uit de Casuariestraat: als je gaat kraken dan moet je ook accepteren dat je op een gegeven moment weg moet."
 
En wie moet wat Karel Feenstra betreft Parkpop dit jaar gaan afsluiten? “Muse. Dat is de live act van de eeuw. En als daar extra subsidie voor moet komen, dan regel ik dat wel!”, voegt hij er lachend aan toe.