De bezoekers van het Leidse muziekfestival Ontzettend Leiden lijken vooral te komen om elkaar te ontmoeten. Ze gebruiken de muziek als decor. Op zich jammer, want de muziek mag er ook op de zaterdag veelal zijn. Lees hier het verslag van de zaterdag.
Het LVC ademt rock ’n roll uit en is ook nog eens uitstekend voor de conditie. De trappen naar de zolder en terug halen de kilo’s van je buik. En dat is hard nodig, want het bier vloeit rijkelijk. En nog wel in een echt glas. Waar vind je dat nog in ons door de arbeidsinspectie met regels dichtgetimmerde landje? Het LVC is ook de plek waar je de muzikanten met hun instrumenten tegenkomt op de trap. “Mooi optreden man!” “Dank je”.
Het publiek is gemêleerd. Van dance tot alternatief. Van Sensation tot Lowlands. Logisch, want ook het muziekaanbod varieert in grote mate. Wanneer het hoofd net is geprikkeld door de woorden van de Droomdenkers, dreunt Katadreuffe het weer leeg. En een brede lach bij Kinderen tegen Kinderen maakt even later plaats voor filosofische overpeinzingen van Brown Feather Sparrow. En dan is er nog jazz (Renske Taminiau) en dance (Kraak & Smaak) van internationale allure.
Laten we maar direct met de deur in huis vallen: het Leidse Three is een ontzettend goede band. Een staaltje daarvan toonde de vierkoppige formatie in het LVC. Zangeres Renee Stevense en haar bandleden Gerard Hoog (gitaar), Wouter Serdijn (keyboard) en drummer Marco, wiens achternaam zelfs Google geheimhoudt, klinken buitengewoon professioneel en manifesteert zich als dé act van Ontzettend Leiden 2009. Toegankelijk en met beheerste beheersing van de instrumenten tovert Three pakkende songs uit de hoge hoed en strooit ze uit over het publiek. De drie mannen spelen enthousiast de pannen van de zolder en Renee Stevense, contrabassist van oorsprong, haalt heerlijke loopjes uit haar basgitaar. Langzaam stroomt de zaal vol alsof beneden de tamtam schalt: je moet naar boven, daar speelt een onwijs goeie band! Een band om in de gaten te houden. We mogen trots zijn op Three als exponent van het Leidse muziekwezen. (HM)
Altijd al eens willen schoppen tegen ’t Gooi? Bij de kindercoverband-voor-volwassenen Kinderen Tegen Kinderen mag het eindelijk. De naam doet het al vermoeden en de belofte wordt ingelost met onder andere ‘Waanzinnig gedroomd’ en ‘Op een onbewoond eiland’. Enige verschil met de Gooische keeltjes van weleer is dat de nummers in een opgevoerd punkjasje zijn gestoken. De bandleden zijn gekleed in matrozenpakjes. “We zijn de Leidse Jantjes vanavond!”, verklaren zij zich nader. ‘De kerstezel’ wordt duidelijk ingeleid: “Het volgende liedje gaat over iemand die de achterkant van een ezel moet spelen.” Herkenning alom vertaalt zich in hossend publiek. Voor het volwassen element krijgt een grote teddybeer een nogal onaardige trap richting publiek, waarop de band gebiedt dat ze de knuffelbeer het liefst “kapot” zien gaan vanavond. Aan het eind van het optreden ligt de vloer bezaaid met teddybeerpluis. Zielig voor Teddy, maar nostalgisch meebrullen met kinderliedjes voor ons. Bravo, bis, et cetera! (JL)
De winnaars van de Grote Prijs van de Bollenstreek, The Apollo Project, krijgt een zaal moeiteloos in beweging. Hun door Incubus en Placebo geïnspireerde rock vult alle hoeken en gaten en er is dus geen ontkomen aan. Toch laat het publiek in de bovenzaal zich maar matig boeien door de ‘Project’, dat zojuist een volwaardige cd afleverde. Het optreden wil maar niet van de grond komen en dat lijkt een incident, want zo’n Grote Prijs verdien je niet zomaar. Hoewel de muzikanten gretig aan de weg timmeren met hun nu eens rauwe dan weer verstilde klanken, zou de band een meer eigen geluid moeten gaan produceren dat wat meer aandacht besteedt aan de melodie, net als Incubus en Placebo dat doen. Overigens ontbreekt het The Apollo Project geenszins aan enthousiasme en overtuigingskracht. Ondanks de nog te behalen winst verdient de band de komende tijd alle mogelijke steun. (HM)
Het benedenpodium staat zaterdagavond breed klaar voor een superband uit Leiden onder de naam Leiden Gaat Vreemd. Drie muzikanten van belangrijke Leidse bands sloten zich zes weken op in een oefenruimte, schreven en passant wat liedjes en voor het eerst en het laatst kreeg het publiek de kans deze songs te horen. Mart van Hamerseld (Joyfalds), Ron Verton (Junior Eats Alone) en Maarten Stuifbergen (Glossy Jesus) deden het en maakten hun naam waar. Een stuk of wat melodieuze popliedjes met een stevige bite. De professionaliteit spat van het podium en de toehoorders juichen hun stemmen schor en klappen hun handen stuk. Wat de schilder met zijn doek op een bepaald moment op het podium doet ontgaat, maar wie zich daar niet door heeft laten afleiden mocht getuige zijn van een mooie mijlpaal van Ontzettend Leiden 2009. (HM)
Jonfer C. Wolf zou in de categorie ‘introverte Nederlandse singer-songwriters’ kunnen vallen, ware het niet dat hij middenin ‘Solid ground’ ineens heel hard “kut!” roept. Hij legt uit dat hij steeds vaker de neiging heeft om “black-outs te krijgen tijdens optredens.” Niet getreurd, hij begint opnieuw en maakt het tedere getokkel á la Nick Drake mooi af. Het kleine zolderpodium leent zich prima voor zijn folkpop, jammer dat het publiek er doorheen blijft praten. Zelfs de glazenophaler verstoort luidruchtig het optreden. Jonfer speelt onverstoord verder. Even later mogen we diep in het muzikale geheugen graven voor de laatste regels van het laatste nummer. Die zijn namelijk van een andere artiest, en als je het raadt, krijg je een biertje. “Tot nu toe is het nog niemand gelukt!” Helaas, ook ondergetekende faalt (het antwoord is uiteraard niet voor publicatie, omwille van volgende shows). Wat haken en ogen daargelaten, is het een prima optreden. (JL)
De taal van de straat. Op talloze plekken in Nederland grijpen geëngageerde jongeren de microfoon en rappen op vette beats hun boze, verontwaardigde of aangrijpende woorden. Zo ook de Leidse rappers van Vlijmscherp. Om die woorden te kunnen horen en doorgronden zul je ze op een andere wijze moeten binnenkrijgen dan hier bij Ontzettend Leiden. Of het de akoestiek is of de matig geluidsinstallatie is onbekend, maar het verstaanbaarheidgehalte van de raps blijft ver achter. Af en toe een woord, maar van samenhang is geen sprake. Jammer, want die woorden vormen anders het hart van het optreden van Vlijmscherp. Dan maar een mening over de performance, die niet overtuigt. Te veel in zichzelf gekeerd, te veel met elkaar en te weinig interactie met het publiek aan wie ze de woorden meer dan vuil willen maken. Wat overblijft zijn de beats en probeer daar maar eens bij stil te staan. (HM)
Dit is het juiste moment om de oordoppen te voorschijn te halen, want het gitaargeweld dat Rene SG produceert is enorm. Als je trommelvlies is blijven zitten in de eerste minuut, doen ze iets verkeerd. Sweet mother of Jesus, wat een herrie vult de grote zaal van het LVC ineens. Lyrische teksten als ‘I don’t give a fuck’ en ‘Evil bitch’ domineren het repertoire. En zijn het gewoon hele korte nummers of kleine intermezzo’s die af en toe voorbij vliegen? Toegegeven, de band speelt strak en het volume is indrukwekkend voor een driemansband. De donkere krullenbol op basgitaar lijkt met zijn opvallende snorbaard en haardos net Freddy Mercury die vergeten is naar de kapper te gaan. Her en der komen de echte headbangers goed aan hun trekken, en na een klein half uur is het alweer klaar met de pret. Deze mogen terugkomen, al was het maar vanwege die fantastische basgitarist. (JL)
Het leuke van een band met een appetijtelijke frontman is dat er in een mum van tijd ineens allemaal meisjes vooraan staan. Gespannen wachten ze op de mannen van Karma’s Kitchen, die voor het oog van de zaal in de coulissen voor de allerlaatste maal elkaar oppeppen. Het is de definitieve laatste show, en - hier mag een cliché wel - ze geven alles. Zanger Rémon danst zich een slag in de rondte, de bandleden lachen voortdurend naar elkaar. Het is een echt afscheidsfeestje. Het vrouwvolk vooraan bezingt de band met de woorden van de laatste single ‘L.O.V.E’. Zonde dat deze potentiële hitmachine gaat stoppen, aangezien ze met de hulp van eenzelfde kraker misschien wel heel groot hadden kunnen worden. De geschiedenis leert dat je nooit ‘nooit’ moet zeggen. Wie weet wordt het gemis te groot en komen ze bij elkaar terug als de geneeskundestudenten hun coschappen gelopen hebben. Tot die tijd is dit laatste optreden een waardige afsluiter. (JL)
Stel je de volgende situatie voor. Achterin de grote zaal, beneden, is een open vliering. Daar staat een tafel met zwart kleed erover en een MacBook erop. Op de vliering, achter de tafel, staat Aditya Menon. “Geboren in een kleine plaats in de buurt van Leiden”, zo verklapt zijn MySpace pagina. In opperste concentratie bedient hij de computer en nog ‘wat knopjes’ en de ruimte vult zich al gauw met emotionele, atmosferische, meeslepende en transcenderende ritmes. Toch raar, deze manier van muziek maken, want is ze daarvoor ooit bedoeld? Man en computer. Maar het gros vindt dat brommend geneuzel en doet waarvoor deze muziek gemaakt is: dansen. Ook meneer Menon deint mee op de door hem geproduceerde beats en geluiden en kijkt op bepaalde momenten toe om te zien of het goed is. En ja, het is goed. Het LVC wiebelt, soms met een voet, anderen met het hoofd. (HM)
Ontzettend Leiden groeit, zo ook de kwaliteit van de muzikanten. Jammer dat zij te weinig de aandacht krijgen die ze verdienen. Want het festival neigt naar een ontmoetingsplek om te kletsen. Hoe dat komt, zou de organisatie zich eens over kunnen buigen. Uit eerbied voor de artiesten. Maar verder: twee prima avonden.