Het Kerkplein podium, of zoals wij in Den Haag zeggen, het ‘bluespodium’ of ‘ouwe lullen podium’ was de rustigste locatie van de twintigste KoninginneNach. Terwijl de Grote Markt werd afgesloten vanwege drukte en veiligheid en Beef het Spuiplein omploegde, was het prima en over het algemeen ontspannen vertoeven rondom de Grote Kerk. Het Engelse Hokie Joint was de ideale opener met groezelige en guitige blues. Gitarist Simon McBride zocht verder naar de grenzen van Jimi Hendrix gevolgd door de vrolijke rhythm and blues van Chris Bergson en zijn band. Maar het was uiteindelijk Triggerfinger die kwam, zag en overwon.
Van de 250.000 bezoekers die deze editie van de KoninginneNach rijk was, waren vooral de oudere jongeren en de liefhebbers van het onvervalste ‘gitaargeluid’ en de ‘Nachroots’ te vinden rondom de Grote Kerk. Kerkpleinpodium, Bluespodium, Ouwe lullen podium; What’s in a name. Het gaat om muziek en dit podium straalde dit van een kilometer afstand uit. Zoals vermeld was het vooral de Vlaamse drie-eenheid Triggerfinger die tijdens het staartje van de avond zorgde voor een onvergetelijke KoninginneNach 2009. Niet dat Chris Bergson, Simon McBride en Hokie Joint slecht waren. Integendeel, stuk voor stuk leverde deze puike optredens af die het etiket ‘Nach’ waard waren.
Zeker openingsact Hokie Joint, doet precies waarvoor het gekomen is. Het publiek opwarmen en genoeg drankzucht en vlammen meegeven voor de rest van de Nach. Het optreden van deze Engelse heren staat in het teken van hun cd ‘The Way It Goes… Sometimes’. Het mondharmonicawerk van Giles King, welke als een warm tapijt over het plein wordt verspreidt, levert louter glimlachende gezichten op. Frontman Jojo Burgess oogt zo Brits als het Hydepark in een druilerige lenteochtend, maar zijn fenomenale doorleefde stemgeluid weet de mensen goed in te pakken. Dit in combinatie met het vlijmscherpe gitaarspel van Joel Fisk doen de oude jaren van de Nach een beetje herleven. Zo nu en dan doet Hokie Joint herinneren aan het Nachoptreden van The Red Devils uit 1993.
Bevlogen gitaarspel in de geest van Jimi Hendrix met het stemgeluid van Steve Lukather, zo kunnen wij Simon McBride omschrijven. Deze Ierse snarenfietser houdt niet van moeilijk doen, zo lijkt het. Een compact geheel in een kleine bezetting, maar met een vol en gepassioneerd geluid. Beuken, stuwen en doorgaan moet zijn credo zijn. In triovorm laat hij Den Haag zien dat hij tot de nieuwe lichting gitaarhelden behoort. McBride is nog relatief jong maar weet uit welke vaatjes hij moet tappen. Hij wordt opvolger van wijlen Rory Gallagher genoemd, maar hiervoor moet hij toch een iets langere weg bewandelen. Echter moet er aan de overkant van de Noordzee iets in het drinkwater zitten (of is het de Guinness of Whisky?) waardoor hij iets bereikt wat maar weinigen onder ons is gegeven en lukt. ‘Niet lullen maar spelen’ dus. Wel blijft het een beetje jammer dat wederom ‘Little wing’ en ‘Fire’ van Hendrix worden gespeeld. Verre van slecht, maar willen we niet eens wat anders? Het is nou eenmaal zo, dat velen niet uitgekeken raken op deze muziek, en misschien maar goed ook.
Bij Chris Bergson staat het lekker vol en het publiek luistert redelijk belangstellend naar de bluesvirtuoos die naar een lieve lust op zijn gitaar pingelt, maar toch een wat saai optreden afwerkt. Het is wel klasse wat Bergson doet, maar heimelijke gedachten gaan bij deze muziek naar een zonnetje en een pilsje aan de vroege middag, liggend in het zand of in het gras. Toch jammer dat hij niet geheel weet te overtuigen - zelfs niet met de funk en soul uitspattingen - maar hier staat wel een groep die de blues kan bespelen.
Triggerfinger heeft de eer op het Kerkplein te mogen afsluiten. Het is druk en er zijn veel fans op het optreden afgekomen. De drie Belgen spelen stuwende rock met pompende opzwepende drums en er ontstaat al snel een vriendelijk springende pit. Het klinkt als een goede mix van stonerrock en jaren 70 rock, maar de invloeden van de hardrock zijn nooit ver weg. De stabiele basis wordt gevormd door bassist Monsieur Pol (ook wel De Grote Vriendelijke Reus genoemd) die het postuur heeft van een uitsmijter van een dance-club. Ruben Block, zanger en gitarist, heeft een karakteristieke kop en weet met zijn soms diepe donker stem wat mysterieus over te komen. In het midden zit drummer Mario Goossens vrolijk en energiek om zich heen te slaan. De nummers worden goed opgebouwd, strak gespeeld, zijn afwisselend, en ‘gewoon’ erg goed.