Een verdriedubbeling van de bezoekersaantallen, internationale allure, optredens van grote namen als Miriam Makeba… Het Haagse jazzfestival The Hague Jazz (THJ) heeft na drie jaar een flinke reputatie opgebouwd. Toch heeft gemeente Den Haag in december besloten het veelgeprezen festival een minimale subsidie toe te kennen in het vierjarige kunstenplan. De Adviescommissie voor de Kunsten bestempelde het evenement als ‘commercieel’ en stelde dat de organisatie om die reden de eigen broek op moet kunnen houden. Pure Jazz, het andere jazzfestival dat onze stad rijk is, kan wel op een substantiële bijdrage van de lokale overheid rekenen. Ruud Wijkniet, geestelijk vader en directeur van The Hague Jazz, is verbijsterd over het besluit.
Toen Wijkniet drie jaar geleden de eerste editie van het festival opzette, had hij een duidelijke visie: “Mijn droom was een kleurrijk, laagdrempelig evenement met veel jong talent en experimentele muziek.” Het werd een muziekfestival met bekende en onbekende jazzacts uit de hele wereld, en een kunstmarkt waarbij bezoekers konden kennismaken met artistieke producten uit andere culturen. Sinds het succes dat deze eerste editie bracht is het festival gegroeid: het aantal podia in het World Forum Den Haag is verdubbeld naar twaalf en er komen drie keer zoveel bezoekers. Ook is er sinds vorig jaar aan het tweedaagse evenement een ‘Warming up’ toegevoegd: een gratis toegankelijke avond waarop in het hele stadscentrum voorproefjes uit het programma te zien zijn.
Vanwege de groei van het festival zocht Wijkniet meer contact met de gemeente. “Niet alleen had The Hague Jazz op artistiek gebied heel wat te bieden, ook was het evenement belangrijk voor de uitstraling van de stad. Daar waren de gemeente en ik het wel over eens.” Financiële steun van het stadsbestuur leek dus een logische stap. Want hoewel de ondernemer veel fondsen en sponsoren wist te werven en hij het festival hierdoor zonder overheidssteun financierde, kon hij niet voorkomen dat The Hague Jazz ieder jaar verlies leed. “Via doorsluizing vanuit mijn twee andere bedrijven heb ik dit kunnen ondervangen. Dit kan ik echter niet eeuwig blijven volhouden. Wanneer ik het bedrag dat ik erin heb gestoken aan mensen voorleg, denken ze dat ik gek ben.”
Desondanks werd de aanvraag voor een substantiële bijdrage in het kunstenplan vorige maand afgewezen. Dit bracht veel verontwaardiging teweeg bij Wijkniet en zijn medewerkers. Vooral de opmerking ‘te commercieel’ deed heel wat wenkbrauwen omhoog schieten. “Wij zijn absoluut niet commercieel. Als dat zo geweest was, dan zouden we het niet organiseren: het is te duur. Artistiek en cultureel gezien bieden we een programma van hoge kwaliteit. Er is geen festival waarop zoveel jong en onbekend talent een kans krijgt. Bovendien bieden we veel mogelijkheden voor culturele instellingen als conservatoria en muziekscholen. Daar hebben we The Hague Jazz bestaansrecht mee gegeven.” De festivaldirecteur heeft het gevoel dat hij benadeeld wordt vanwege zijn zakelijke aanpak: “Je krijgt vanuit de cultuurhoek het stempel ‘commercieel’ omdat je je rekeningen op tijd betaalt. Daar heb ik problemen mee.”
Verder begrijpt de ondernemer niet dat de gemeente weinig financiële middelen wil geven aan een evenement dat zoveel betekent voor de stad. “Het hele evenement is een stukje promotie voor Den Haag. Dit festival draagt bij aan wat de stad wil bereiken: naamsbekendheid en internationale allure. The Hague Jazz heeft internationaal een zeer goede naam, en dat geven we de stad dus eigenlijk weer terug na het vertrek van het North Sea Jazzfestival.”
De keuze van de gemeente om het festival Pure Jazz wel te ondersteunen verbaast Wijkniet. Hij merkt op dat rondom dit festival een hoop financiële problemen zijn geweest, en dat er jaarlijks onvoldoende kaarten voor worden verkocht. Zijn kritiek op deze ongelijkheid werd in de gemeenteraad overgenomen door D66. Deze partij stelde dat er een gelijke subsidieverdeling moet komen tussen beide festivals. “Dat zou een prima oplossing zijn”, vindt Wijkniet.
Toch verwacht hij niet dat er nog iets aan de subsidie zal veranderen. Hoe moet het dus verder met The Hague Jazz? Gaan bezoekers iets merken van het financieringstekort? “Tijdens de editie van 2009 nog niet: deze is al begroot en volledig georganiseerd. In 2010 zal het gemeentebeleid echter merkbaar worden: er zal geen ‘Warming Up’ meer komen. Deze betaal ik grotendeels uit eigen zak. Dit kan ik niet blijven volhouden, ik blijf geen filantroop! Ik hou van Den Haag en zou THJ het liefst hier voortzetten. Maar de liefde moet van twee kanten komen. Dat is nu in niet het geval.”
Niet alleen ten opzichte van zijn eigen festival is er een gebrek aan liefde, Wijkniet vindt het hele Haagse cultuurbeleid vreemd. Hij stelt dat er in de hofstad gebrek is aan een duidelijke culturele visie. Er worden naar zijn mening teveel kleine projecten gesteund, waardoor er sprake is van versplintering. De festivaldirecteur ziet liever beleid met een duidelijke lijn, waarbij men streeft naar duurzaamheid van evenementen. Ook is hij voorstander van ‘cultureel ondernemerschap’, waarbij de basis van de financiering door het evenement zelf verzorgd wordt, en de overheid slechts ondersteuning biedt. “Met het huidige beleid zie ik ‘Den Haag: Culturele Hoofdstad’ niet gebeuren,” concludeert hij. Laten we hopen dat hij ongelijk krijgt…
The Hague Jazz boos over minimale subsidie
Investerende festivaldirecteur Ruud Wijkniet: “Ik blijf geen filantroop!”
Een verdriedubbeling van de bezoekersaantallen, internationale allure, optredens van grote namen als Miriam Makeba… Het Haagse jazzfestival The Hague Jazz (THJ) heeft na drie jaar een flinke reputatie opgebouwd. Toch heeft gemeente Den Haag in december besloten het veelgeprezen festival een minimale subsidie toe te kennen in het vierjarige kunstenplan. Ruud Wijkniet, geestelijk vader en directeur van The Hague Jazz, is verbijsterd over het besluit.