En dan nu de polonaise is een 564 pagina’s tellend fraai en rijk geïllustreerd boekwerk, samengesteld en uitgegeven door Cor Gout. Een boek over alle soorten muziek die in Den Haag en Scheveningen een rol van betekenis hebben gespeeld. Pop, punk, klassiek, jazz, avant-garde, improvisatie, blues, cabaret, volksmuziek en wereldmuziek en wat zich daar tussenin beweegt.
Het boek bevat artikelen van auteurs die zelf muziek hebben gemaakt of direct betrokken bij muziek zijn geweest of dat nog zijn. Het neemt je mee terug in een geschiedenis vol van eerste experimenten en uitprobeersels die later en tot op de dag van vandaag een belangrijke rol zouden gaan spelen voor de verdere ontwikkeling van de Haagse scene. De persoonlijke verhalen en anekdotes van de auteurs geven je het gevoel dat je als Hagenaar een stap in een andere, haast vergeten dimensie van deze stad maakt.
Verhalen over popstromingen, de punkbeweging, platenzaken, de beroemde muziekzaak van Nico Servaas , de eerste oefenruimtes in het Haags Pop Centrum, de North Sea Jazz-jaren, van sonologie tot blues. Van de anarchy in Den Haag naar Shocking Blue. Van Paul Acket en Jacques Senf weer naar de Indische muziekinvloeden die zo belangrijk waren voor de Haagse scene. Anekdotes van o.a. Skip Voogd, Robert Jan Stips, bekend van Supersister, Karel de Rooij en Hans Vandenburg en natuurlijk van Cor Gout zelf. Auteurs van naam hebben hieraan mee gewerkt, ieder verhaal straalt een eigen karakter uit en geeft haast willekeurig het gevoel dat je wel degelijk iets gemist hebt als je er niet bij bent geweest. Door de diversiteit aan anekdotes kun je dit boek ieder moment oppakken om er een verhaal uit te halen dat je aanspreekt. Het is daarom dan ook een must voor iedere Haagse muziekliefhebber.
Wat voor doel had Cor Gout voor ogen om dit boek uit te brengen? Cor: “Ik ben ervan uitgegaan dat in het boek de verschillende genres die Den Haag rijk is beschreven moesten worden en dat deze stukken tezamen een beeld moest geven van de golf aan ontwikkelingen die Den Haag door de jaren heen heeft gekend. Ik zocht daarom naar onderwerpen die een eigen karakter uitstralen en daarom garant staan voor kwaliteit, noem het maar 'Haagse scholen' of 'stromingen'. En ik ging op zoek naar auteurs die deze zaken het liefst van nabij hadden meegemaakt en die dus goed konden beschrijven.”
Veel tegenwoordige muziekstijlen leunen op grote voorbeelden die aanvankelijk nog in een experimenteel stadium verkeerden en zonder het te weten de trend zetten voor wat er na hun kwam. Cor: “Denk aan de Haagse jazzschool met Frans Elsen en de gebroeders Van Rooyen, de elektronische Haagse School van Dick Raaymakers, de modern-klassieke Haagse School van Louis Andriessen en de Haagse Beatgolf. Al deze ontwikkelingen zijn belangrijk geweest voor de muziek in die genoemde genres, zowel binnen als buiten Den Haag. Hebben muzikanten de kwaliteit van deze trendsetters ontdekt, dan gaan ze eraan meedoen of laten ze zich er door inspireren. Zo ontstaat er een concept met een blijvend karakter. Het wordt dan net iets meer dan een alleen maar individuele uitstraling.”
“Wat mij vooral interesseert in muziek (en in kunst en cultuur in het algemeen) is de samenwerking tussen de artiesten en de chemie die dan ontstaat. Een mooi voorbeeld van deze samenhang binnen een muziekcultuur is de punkbeweging. Die was gebaseerd op het do it yourself-principe. Uit het niets werd iets georganiseerd, de opzet van de bands, de zalen, de fanzines, kortom alles wat meedeed met punk was even belangrijk, van deursuppoost tot stagehand. De Haagse punkscene stelde echt iets voor in die tijd. Ik denk dat de meerwaarde van de muziek als inspiratiebron in het boek op deze manier naar voren komt. Het wisselt wat langere, soms diepgravende studies af met wat kortere, lichtvoetige stukken, waarin belangrijke details worden belicht.”
“Daarnaast laat het boek zien hoe belangrijk de sociale structuren rond de muziek in Den Haag waren. Een voorbeeld daarvan is de muziek(instrumenten)winkel van Nico Servaas aan de Riviervischmarkt waar de beatjongens hun instrumenten (vaak op de pof!) kochten. Die winkel vormde het materieel fundament van de hele beatcultuur van die tijd. Popmuziek moet immers ook mogelijk gemaakt worden. Of neem Julius Pasgeld met zijn band Dyna Mo Hum, die jarenlang eens in de veertien dagen in een van de oefenruimtes van het Haags Pop Centrum in Loosduinen oefende. Uit zijn verslag van die periode blijkt hoe belangrijk een facet als oefenruimte is, omdat je daar een speciaal proces aangaat met je medemuzikanten. In die oefenruimte zal blijken of de band uiteindelijk als collectief echt goed gaat worden of niet meer dan een eendagsvlieg zal blijken. Dit geldt natuurlijk voor alle oefenruimtes, waar dan ook gevestigd, maar de manier waarop het groepsproces bij Pasgeld en de zijnen verliep is wel heel erg Haags.”
En dan nu de polonaise - muziek in Den Haag en Scheveningen
Redactie: Cor Gout, John van Markwijk en Harry Zevenbergen.
Uitgever: Trespassers W (2008)