Zet muzikanten bijeen die nog nooit met elkaar samen hebben gespeeld. Laat ze een middag oefenen en ‘s avonds optreden. Dat is Playlab, één groot muzikaal experiment. De vierde editie van Playlab heeft twee blazers, een altsaxofonist (Thomas Olbrechts) en een trombonist, en een analoge synthesizer (Hilary Jeffery) tegenover een laptop (Martijn Tellinga) en een akoestische drummer met samples en effecten (Rob Sprinkhuizen).
Het begint met Jeffrey die minimale geluiden maakt door aan knoppen te draaien. Wanneer saxofonist Olbrechts klaar is om te beginnen, waar hij rustig de tijd voorneemt, brengt hij geen typische saxofoongeluiden ten gehore, maar meer een soort van ritmische korte klanken. Na verloop van tijd worden deze overgenomen door de laptop van Tellinga, die het omvormt tot eigen geluiden. Olbrechts produceert steeds meer echte saxofoongeluiden en Jeffery pakt inmiddels zijn trombone erbij. Zachtjes begint drummer Sprinkhuizen op zijn bekkens te tikken gevolgd door een veegpartij met brushes over de snare. Vanaf dit moment wordt de muziek steeds drukker en lijkt het alsof we ineens in een jazzcafé zijn beland waar flink wordt geëxperimenteerd. Met zoveel elektronica weten de mannen toch een oud geluid te creëren. Na een hoop drukte komt er een strakke beat in het geheel dat meer de rock/funkkant op lijkt te gaan. Van deze funk wordt weer overgegaan naar soul, bijna hiphop en vervolgens wordt alles stukje bij beetje zachter.
Na een korte stilte komt er een vraag- en antwoordstuk tussen Olbrechts en Jeffery, waarbij het lijkt alsof deze mannen al jaren met elkaar muziek maken, terwijl ze toch echt vandaag voor het eerst met elkaar spelen. Muzikaal lijkt dit eerder op een heftige discussie dat gevolgd wordt door een gezamenlijke conclusie. Intussen is Tellinga uit deze wirwar van blaasgeluiden een eigen compositie aan het maken. Sprinkhuizen doet vrolijk mee met wat bijgeluiden en begint even later met stokken te drummen. En ineens is daar een chemiemoment. Jeffery is inmiddels aan het knoppendraaien en probeert Tellinga uit te dagen om samen geluiden te componeren. De drummer en saxofonist voelen elkaar perfect aan. Zichtbaar is dat de muzikanten een kleine glimlach op het gezicht krijgen. Nadat Jeffery zijn trombone weer heeft gepakt beginnen de twee blazers enorm hoge tonen te blazen, waarna Sprinkhuizen nog wat galmpjes en echootjes voor zijn drums gebruikt. Opnieuw wordt er langzaam afgebouwd en kijkt de drummer Olbrechts aan alsof hij met zijn saxofoon het volgende stuk gaat inzetten, het wordt echter stil.
Het publiek begint te klappen en Sprinkhuizen zet een drumsolo in. Dit vloeit subtiel over in een jazzritme. De rest van de mannen gaan hierin mee en er wordt gewerkt naar een Grande Finale. Dit drum‘n’bass-achtige stuk komt ook erg verassend uit de hoek. Tot slot volgt er nog meer applaus en is het nu echt afgelopen. Ook al is de opkomst laag, deze Playlab mag toch zeker geslaagd genoemd worden. Er was chemie, samenspel en improvisatie ten top. De mensen die er niet waren hebben wat gemist en dat is slechts een understatement.
Een ontmoeting tussen vier muzikale extremisten
Playlab 4 is improvisatie ten top
Zet muzikanten bijeen die nog nooit met elkaar samen hebben gespeeld. Laat ze een middag oefenen en ‘s avonds optreden. Dat is Playlab, één groot muzikaal experiment. De vierde editie van Playlab heeft twee blazers, een altsaxofonist (Thomas Olbrechts) en een trombonist, en een analoge synthesizer (Hilary Jeffery) tegenover een laptop (Martijn Tellinga) en een akoestische drummer met samples en effecten (Rob Sprinkhuizen).